maandag 11 mei 2020

Veranderde woorden in de Statenvertaling


Betrouwbaarheid Statenvertaling

De betrouwbaarheid der Statenvertaling blijkt wel hieruit, dat zij reeds bijna vier eeuwen oud is en nog steeds een der meest gelezene Bijbelvertalingen is. Er zijn in het verleden vele pogingen ondernomen om den Statenbijbel van zijnen troon te stooten. Al sinds de negentiende eeuw trachtte men moderne vertalingen ingang te doen vinden, maar al deze vertalingen zijn reeds lang in de vergetelheid geraakt. Zij konden zich eenvoudigweg niet meten met onze geliefde, oude Statenvertaling. En het zou mij niets verbazen als over honderd jaren de moderne Bijbelvertalingen van dezen tijd eveneens vergeten zijn. Zooals het geschreven is: ,,Het gras verdort, de bloem valt af; maar het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid.” (Jesaja 40:8) Onkruid vergaat, maar de Statenbijbel blijft. En het moge duidelijk zijn: de Statenvertaling is niets minder dan het Woord van God in onze Nederlandsche taal.


Spellingsveranderingen

De Statenvertaling werd voor het eerst uitgegeven in 1637, dat is bijna vier eeuwen geleden. In de vier eeuwen van haar bestaan hebben er eenige kleine veranderingen plaatsgevonden in den vorm der Statenvertaling. In mijn vorige filmpje over de ,,Geschiedenis der Statenvertaling” heb ik aangetoond dat deze veranderingen geenszins verstrekkend zijn maar zich hoofdzakelijk beperken tot de spelling, die een aantal keer is aangepast aan de gebruikelijke spelling. Waar men bijvoorbeeld in 1637 ,,aerde” met A.E. schreef, zoo spelt men in huidige uitgaven van de Statenvertaling dit woord met A.A. Dit zijn natuurlijk onbeduidende wijzigingen. God bewaart zijn Woord, en daarom heeft hij de Statenvertaling bewaard. In Deuteronomium 29:5 staat over de veertigjarige omwandeling der Israëlieten door de wildernis: ,,En Ik heb ulieden veertig jaren doen wandelen in de woestijn; uwe kleederen zijn aan u niet veroud, en uw schoen is niet veroud aan uwen voet.” Zoo is het ook met de Statenvertaling: zij is vierhonderd jaren oud, maar zij is niet verouderd. Hare spelling is tot op zekere hoogte in overeenstemming gebracht met de spelling die wij thans ook in onze dagelijksche schrijftaal gebruiken, maar zij is nog steeds de goede, oude Statenvertaling.


Woordveranderingen

Naast wijzigingen in de gebruikte spelling zijn er nog enkele andere wijzigingen in den tekst der Statenvertaling geweest. Er zijn namelijk ook eenige woorden veranderd in woorden met eene gelijke beteekenis, in synoniemen dus. Het woord ,wijf’ is bijvoorbeeld veranderd in ,vrouw’. Aangezien dit ingrijperende wijzigingen zijn dan de spelling alleen, wil ik hier graag wat dieper op ingaan. Het is belangrijk om kennis van zaken te hebben opdat gij weet welke uitgave der Statenvertaling de beste is om te koopen.
Van 1637 tot 1834 is de Statenvertaling uitsluitend in den oorspronkelijken vorm uitgegeven geweest. Dat wil zeggen: in de oorspronkelijke spelling, met de oorspronkelijke woorden. Natuurlijk op drukfouten na. Overigens ging men vroeger vrijer om met de spelling dan thans: zoo schreef men nu eens ,Godt’ met ,dt’, dan weer met ,d’ zooals wij nu ook doen. De wel wat overdrevene schoolsche spelling, waarbij het schier een misdaad is om tegen de spellingswetten te zondigen, begon pas na de Fransche Omwenteling met de spelling van Siegenbeek uit 1804. De uitgaven van de Statenvertaling gebruikten vóór de negentiende eeuw derhalve niet op de letter nauwkeurig dezelfde spelling als de eerste uitgave van 1637. Maar afgezien van deze zekere vrijheid in spelling en afgezien van het verbeteren van drukfouten was de tekst van den Statenbijbel in de uitgaven van 1637 tot 1834 volkomen dezelfde.


Voor zoover ik weet is er maar ééne uitzondering geweest, er was dus maar ééne veranderde Statenbijbel in het tijdperk 1637–1834, namelijk eene duistere uitgave van rond 1750. Deze uitgave was de eerste herziening van den Statenbijbel en werd waarschijnlijk uitgegeven door Goetzee, dezelfde uitgever die enkele jaren ervoor de echte Statenvertaling voor het eerst in het Latijnsche in plaats van het oorspronkelijke Gotische schrift had uitgegeven. Maar in zijne herziene uitgave van den Statenbijbel werd niet zoomaar het lettertype veranderd, neen, deze uitgave ging veel verder: er werden voor het eerst zoogenaamde ,verouderde’ woorden gewijzigd. Maar daar bleef het niet bij: in dezen Bijbel stond er in het Oude Testament niet meer ,HEERE’ (met hoofdletters) zooals in den Statenbijbel, maar er stond ,Jehovah’. Het Hebreeuwsche woord ,Jehovah’ is een naam van God, die de Statenvertalers hebben vertaald met het Nederlandsche ,HEERE’, omdat in aanhalingen uit het Hebreeuwsche Oude Testament in het Grieksche Nieuwe Testament ook niet ,Jehovah’ staat maar het Grieksche ,kurios’, dat in onze taal ook ,Heere’ beteekent. Aangezien het Nieuwe Testament door den Heiligen Geest ingegeven is, hebben de Statenvertalers het voorbeeld van het Nieuwe Testament gevolgd en in de vertaling van het Oude Testament in het Nederlandsch ,Jehovah’ vertaald met ,HEERE’. Hierbij zetteden zij ,HEERE’ in hoofdletters om duidelijk aan te geven dat er in het Hebreeuwsch ,Jehovah’ staat. Dit kunt gij lezen in de kantteekening op Genesis 2:4. Dus ik zal benadrukken: als God zelf het Hebreeuwsche ,Jehovah’ in het Grieksch als ,Heere’ vertaalt, dan is dit de eenige juiste vertaling. Het Hebreeuwsche ,Jehovah’ is in het Nederlandsch dus ,Heere’. Maar laten wij vooral niet vergeten dat het Hebreeuwsche ,Jehovah’ en dus het Nederlandsche ,Heere’ niet de eenige naam van God is. De Heere God Almachtig heeft namelijk nog eenen anderen, uiterst belangrijken naam. De Bijbel zegt in Handelingen 4:12b over dezen laatsten naam zelfs: ,,er is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de menschen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden”, en de naam die bedoeld wordt is niet ,Jehovah’, maar de naam Jezus Christus. Wij worden zalig ,,door den Naam van Jezus Christus, den Nazarener” (aldus Handelingen 4:10). De naam van God bij uitstek is ,Jezus’. Dus waarom zoude iemand eenen gewijzigden Statenbijbel uitgeven waarin ,Heere’ is vervangen door ,Jehovah’, terwijl God zelf ,Jehovah’ vertaalt als ,Heere’ en er geen andere naam onder de menschen gegeven is door welken wij moeten zalig woorden dan de naam van den Heere Jezus Christus? Verandert men ,HEERE’ in ,Jehovah’ met het oogmerk om de aandacht te vestigen op eenen anderen naam dan Jezus om alzoo den gezegenden naam van onzen Heere Jezus Christus in de schaduw te stellen? Doet men hiermeê eene verwoedde poging om, tegen de getuigenis van tientallen Schriftplaatsen in, de Goddelijkheid van Jezus te ontkennen? Zoo ja, dan is dit ronduit eene antichristelijke leer. Het veranderen van de juiste vertaling ,HEERE’ in het onvertaald-Hebreeuwsche ,Jehovah’ is in ieder geval eene andere leer, eene afwijking van de oude paden, zonder eenig nut tot stichting. De Bijbel waarschuwt in 1 Timotheüs 6:3-4: ,,Indien iemand eene andere leer leert, en niet overeenkomt met de gezonde woorden van onzen Heere Jezus Christus, en met de leer die naar de godzaligheid is, 4 Die is opgeblazen, en weet niets, maar hij raast omtrent [twist]vragen en woordenstrijd; uit welke komt nijd, twist, lasteringen, kwade nadenkingen.” Het is toch opvallend dat deze eerste herziening van den tekst van de Statenvertaling van rond 1750, naast het moderniseeren van zoogenaamd verouderde woorden, dus ook de rechtzinnige leer van den oorspronkelijken Statenbijbel trachtte aan te tasten. En dit is iets wat in de geschiedenis steeds weêr terugkomt: de liefhebbers der waarheid willen de Statenvertaling zooveel mogelijk hebben zooals zij oorspronkelijk was, maar het zijn steeds de vijanden der waarheid en gezonde leer geweest die riepen om moderniseering.


In 1834 kwamen Cats en Van Hengel met hunne Statenvertaling in de destijds geldende schoolspelling. Vanaf deze uitgave uit 1834 tot op onzen tijd zijn er een aantal kleine wijzigingen geweest in de woordkeuze der Statenvertaling. Deze woordwijzigingen waren over het algemeen uiterst behoudend van aard, zooals ik in deze filmpjes uitgebreid zal aantoonen. Ondanks hunne behoudendheid heb ik wel een ernstig verwijt te maken richting de uitgevers van de Statenbijbels vanaf de negentiende eeuw tot nu: het is geenszins duidelijk wat er in welke uitgave hoe gewijzigd is. De Bijbel zegt echter: ,,God is geen [God] van verwarring’’ (1 Korinthe 14:33), verwarring is uit den booze, er mag geene verwarring zijn als het op den Bijbel aankomt. Het had altijd duidelijk moeten zijn wat er in de uitgaven der Statenvertaling veranderd is. Op de titelbladzijde van den Statenbijbel van Cats en Van Hengel uit 1834 stond weliswaar: ,,Ingerigt overeenkomstig de thans meest gebruikelijke taal en spelling”, en in hunne inleiding gingen zij hier wat dieper op in, maar dat is te karig. Een overzicht ontbrak. Juist als het op wijzigingen in den tekst van het Woord van God aankomt, dan moet er, hoe behoudend en rechtvaardig de wijzigingen ook mogen zijn, volledige openheid gegeven worden. De uitgever Ravesteyn kwam in 1655 fatsoenlijk met een boekje getiteld: ,,Register van de verbeteringe der Druck-fauten ende Misstellinghen, die in den Eersten Druck van den Nieuw-Overgesetten Bibel gevonden worden”, inhoudende eene opsomming van verbeteringen in den tekst van zijne Statenbijbeluitgaven. Dit is lovenswaardig en alle uitgevers die wijzigingen aanbrachten in den tekst van den Statenbijbel hadden dat moeten doen. Maar bij mijn weten hebben álle andere uitgevers na Ravesteyn dit volstrekt achterwege gelaten. Elke Statenbijbel die buiten de spelling om in eenig opzicht afwijkt van de oorspronkelijke uitgave der Statenvertaling had na de titelbladzijde een volledig overzicht van veranderde woorden moeten hebben, eene zoogeheeten ,,tafel van wijzigingen”, zoodat de lezer niet alleen volledig op de hoogte is van alle wijzigingen, maar ook in den tekst aanteekeningen kan maken van wijzigingen die hij te ver vindt gaan. Het is niet meer dan redelijk om om deze openheid te vragen, maar zij is volledig verzaakt door uitgevers vanaf 1834, óók door de uitgevers die overigens ter goede trouw zijn. En ik vind dit des te erger, omdat men in de gerechtvaardigde veronderstelling is, dat als men eene Statenvertaling in den boekhandel koopt, dit de oorspronkelijke Statenvertaling is, dat dit de échte Statenvertaling is. Dat uitgevers hunne klanten niet volledig op de hoogte stellen van alle wijzigingen die zij in den tekst hebben aangebracht is laakbaar. Het getuigt van minachting jegens den trouwen Bijbellezer om hem aldus over de oorspronkelijkheid van den tekst van zijnen Statenbijbel te laten dwalen.


Daarom is het noodzakelijk om de woordwijzigingen in de verschillende uitgaven der Statenvertaling in de volgende filmpjes uitgebreid te behandelen. De woordwijzigingen die vanaf de vroege negentiende eeuw in de uitgaven van de Statenbijbels voorkomen kunnen wij in drie soorten opdeelen: ten eerste verouderde woorden zooals ,boosdoenders’, ten tweede woorden waarvoor men zich thans schaamt, zooals ,pissen’, en ten derde woorden die afkomstig zijn uit de Latijnsche taal, zooals ,consciëntie’. Tenslotte zal ik u nog waarschuwen voor de zoogenaamde ,samenzweringsbijbels’, dat zijn duistere uitgaven van de Statenvertaling uit de tweede helft der twintigste eeuw waarin het woord ,verbintenis’ vervangen is door het woord ,samenzwering’.




Kijk ook naar mijn’ andere filmpjes over het ware evangelie van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. En vergeet niet te abonneeren op mijn kanaal, dat naar het kortste vers uit den Bijbel, Johannes 11:35, genaamd is: ,,Jezus Weende’’.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten