zondag 31 mei 2020

Moeilijke woorden in de Statenvertaling? Leert hen!


Sommige woorden in de Statenvertaling zijn zwaarder om te verstaan dan andere. Men denke bijvoorbeeld aan het woord ,lankmoedigheid’, dat wij in het vorige filmpje hebben behandeld, dat ging over veranderde verouderde woorden in de verschillende Statenbijbeluitgaven. Woorden als ,lankmoedigheid’ zijn niet om te zetten in een ander, zoogeheeten ,makkelijker’ woord zonder de beteekenis aan te tasten. Er bestaat eenvoudigweg geen ander woord met dezelfde diepe beteekenis als ,lankmoedigheid’. Dit soort woorden zijn in de verschillende uitgaven van den Statenbijbel dan ook nooit veranderd. Er blijven derhalve in alle uitgaven van de Statenvertaling woorden staan die voor sommigen moeilijk zijn om te begrijpen. Maar is dat een probleem? Het is in ieder geval geene oplossing om de Statenvertaling in te ruilen voor eene nieuwe Bijbelvertaling. Men brengt de nieuwe Bijbelvertalingen aan den man onder het mom van ,,makkelijk Nederlandsch”, maar zij vertellen er in hunne verkooppraatjes nooit bij dat alle nieuwe Bijbelvertalingen zijn gegrond op twee verminkte Grieksche handschriften en dat zij schaamteloos tientallen verzen uit den Bijbel verwijderen. De moderne vertalingen zijn dan ook heelemaal geene Bijbelvertalingen, zij zijn Bijbelverbasteringen. De oude Statenvertaling is de eenige zuivere en volledige Bijbelvertaling in het Nederlandsch, dus indien gij waarlijk het Woord van God lezen wilt, dan kunt gij enkel en alleen de oude Statenvertaling lezen. Maar is het dan een probleem dat de Statenvertaling woorden bevat die voor sommigen moeilijk zijn om te begrijpen? Wat zegt de Bijbel hierover? Paulus schrijft in 2 Timotheüs 2:15: ,,Benaarstig u, om uzelven Gode beproefd voor te stellen, eenen arbeider, die niet beschaamd wordt, die het woord der waarheid recht snijdt.” Benaarstig u, om uzelven Gode beproefd voor te stellen! Zijt een vlijtige arbeider, wees werkzaam opdat gij niet beschaamd wordt doordat gij sommige woorden niet begrijpt. Benaarstig u, opdat gij het woord der waarheid – den Bijbel – récht zult verstaan. Dus indien gij bij het lezen van den Bijbel een woord tegenkomt dat gij niet kent, neem dan de moeite om de beteekenis van het woord te leeren kennen.

En hoe kunt gij de beteekenis van een woord leeren kennen? Dit moge vanzelf spreken: er is geen zwaar woord in de Statenvertaling dat niet met een woordenboek eenvoudig verstaanbaar gemaakt kan worden. Maar nog beter dan een woordenboek is het opzoeken van het betreffende woord in den Bijbel zelven. Een woordenboek bevat namelijk slechts menschelijke wijsheid, maar het Woord van God bevat geestelijke wijsheid. Een woordenboek kan u wat over de Nederlandsche taal leeren, maar niet meer dan dat. Wilt gij echt den geestelijken zin van een woord kennen? Dan moet gij het woord in de Heilige Schriftuur zelve opzoeken. Paulus schrijft namelijk in 1 Korinthe 2:13 over de wijsheden die ons van God geschonken zijn: ,,Dewelke wij ook spreken, niet met woorden, die de menschelijke wijsheid leert, maar met [woorden], die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen met geestelijke samenvoegende.” Gij moet geestelijke dingen met geestelijke samenvoegen! Gij moet het eene Bijbelvers samenvoegen met het andere Bijbelvers, gij moet hen met elkander vergelijken. Gij moet bij het lezen van de woorden in de Heilige Schriftuur niet eene beteekenis erbij verzinnen, naar uwe eigene wijsheid, neen! Gij moet de woorden in den Bijbel laten uitleggen door den Bijbel, want de Bijbel leert ons de Wijsheid die uit God is. En hoe kunt gij dit aanpakken? Het is heel eenvoudig: dit doet gij door te kijken waar een belangwekkend woord in den Bijbel nog meer voorkomt. Soms helpen hiertoe reeds de aanteekeningen op de gelijkluidende teksten, die tegenwoordig ook wel naar Engelsch voorbeeld ,,kruisverwijzigingen” worden genoemd. Maar nog beter kunt gij hiervoor eene Bijbelsche woordenlijst gebruiken. Zoo’n’ Bijbelsche woordenlijst noemt men eene ,,concordantie”, naar het Latijnsche woord ,,concordia” dat ,eendracht’ beteekent. (Eene concordantie gaat immers over de eendracht der woorden die in den Bijbel te vinden zijn.) De eerste uitgave van de Statenvertaling uit 1637 bevatte reeds eene kleine concordantie, die gij thans nog terug kunt vinden in sommige kantteekeningenbijbels, zooals de huidige uitgaven van de Gereformeerde Bijbelstichting, of de negentiende-eeuwsche zooals die van Swaan, uitgegeven in Arnhem in 1864. De Amsterdamsche uitgever Hoogkamer heeft in 1844 dit register ook afzonderlijk in een boekje uitgegeven. Maar deze oorspronkelijke concordantie van de Statenvertaling is zeer beknopt. Indien gij dieper op de zaken wilt ingaan, kunt gij ook de beroemde Nederlandsche Concordantie des Bijbels van Abraham Trommius gebruiken, die aan het einde der zeventiende eeuw voor het eerst verschenen is, en sedertdien vele herdrukken heeft gekend. In eene concordantie staat bij elk woord, zooals ,lankmoedigheid’, eene lijst van Schriftuurplaatsen waarin dit woord voorkomt. Indien gij deze Schriftplaatsen allemaal opzoekt, dan zult gij de geestelijke beteekenis van een woord heel nauwkeurig leeren kennen. Ik raad dan ook elken Bijbelliefhebber aan om zulk eene concordantie op de Statenvertaling aan te schaffen. Let er bij aanschaf van eene concordantie wel op, dat het uitdrukkelijk eene concordantie op de Statenvertaling is en niet op eene moderne Bijbelverbastering.

Overigens komt het overgroote deel van de zoogenaamd moeilijke woorden in den Statenbijbel ook gewoon in andere Nederlandsche boeken voor. Denk aan ,,vedel” en ,,amechtig”. De meeste van deze zoogeheeten moeilijke woorden zijn heelemaal niet verouderd, integendeel zij komen gewoon voor in fatsoenlijke schrijftaal en veelvuldig in de Godsdienstige dichtkunst. Maar het is waar, men gebruikt deze woorden zelden in de dagelijksche spreektaal. Dus wie niet veel boeken leest, komt deze woorden ook zelden tegen. Maar wie dan wel graag den Statenbijbel wil lezen, omdat God zijn hart heeft geopend voor Zijn Woord, die zal dan moeten wennen aan deze woorden die in de schrijftaal voorkomen. ,Moeilijke woorden’ zijn moeilijk zoolang gij hen niet kent. Daar moet gij eenvoudigweg moeite voor doen, net als voor alles in het leven. Zooals het geschreven is in Genesis 3:19a: ,,In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten”. Wij moeten moeite doen voor ons dagelijksch brood, wij moeten er keihard voor werken. En ons dagelijksch brood is voorál het Woord van God. Jezus zeide immers in Mattheüs 4:4b: ,,De mensch zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door den mond Gods uitgaat.” Maar de Bijbel zegt ook ,,dat, zoo iemand niet wil werken, hij ook niet ete” (2 Thessalonicensen 3:10b). Te vaak wordt de Statenbijbel ter zijde gelegd onder het mom van ,,moeilijke woorden” terwijl het werkelijke probleem luiheid is. En valsche leeraars moedigen deze luiheid alleen maar aan, zij maken van luiheid eene deugd, ten einde ,,het Woord Gods vervalschende” (2 Korinthe 4:2) ,,verderfelijke ketterijen bedektelijk” in te kunnen voeren (2 Petrus 2:1). Neen, de Bijbel leert: in het zweet uws aanschijns zult gij leven bij alle woord dat door den mond Gods uitgaat, maar zoo iemand niet wil werken, hij zal ook niet eten. Dat is de wil van God.

Benaarstig u derhalve, om uzelven Gode beproefd voor te stellen. Er zijn lieden die eenen afschuw hebben van geleerdheid. In één opzicht hebben zij gelijk: gij behoort eenen afschuw te hebben van de wijsheid der goddeloozen, want ,,deze is de wijsheid niet, die van boven afkomt, maar is aardsch, natuurlijk, duivelsch.” (Jakobus 3:15). De Heilige Schriftuur waarschuwt in 1 Korinthe 3:19a: ,,Want de wijsheid dezer wereld is dwaasheid bij God”. Maar dit betreft de wereldsche wijsheid, dit gaat over de geleerdheid van goddeloozen. Dit beteekent niet dat gij de geleerdheid die naar de Godzaligheid is moet verzaken! Want de apostel Paulus zegt in 1 Korinthe 2:6: ,,En wij spreken wijsheid onder de volmaakten; doch eene wijsheid, niet dezer wereld, noch der Oversten dezer wereld, die te niet worden; 7a Maar wij spreken de wijsheid Gods”. Het is belangrijk dat gij wijs zijt in Gods oogen. Voor God moet gij geleerd zijn. En geleerd wordt gij niet door scholing, niet door allerlei boeken, maar uitsluitend door het waarachtige Woord van God. Paulus schreef aan Timotheüs in 2 Timotheüs 3:15: ,,En dat gij van kinds af de heilige Schriften geweten hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof, hetwelk in Christus Jezus is.” Sommige wereldsche menschen verheerlijken ongeleerdheid, maar de Bijbel doet dat dus niet. Integendeel, de Bijbel waarschuwt ronduit voor ongeleerde en onvaste menschen. Petrus schreef in zijnen tweeden brief, hoofdstuk drie: ,,15 En acht de lankmoedigheid onzes Heeren voor zaligheid; gelijkerwijs ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid, die hem gegeven is”, dat is, niet de wereldsche wijsheid, maar de wijsheid die Paulus gegeven is door God, ,,ulieden geschreven heeft, 16 Gelijk ook in alle zendbrieven, daarin van deze dingen sprekende; in welke sommige dingen zwaar zijn om te verstaan, die de ongeleerde en onvaste [menschen] verdraaien, gelijk ook de andere Schriften, tot hun eigen verderf.” Sommige dingen in Gods Woord zijn zwaar om te verstaan, sommige dingen zijn moeilijk om te begrijpen. De Bijbel is nu eenmaal een moeilijk boek omdat hij over moeilijke onderwerpen handelt. De Bijbel is geen kleuterboek, de Bijbel is het Woord van den Almachtige. ,,Lankmoedigheid” bijvoorbeeld is niet zoomaar een moeilijk woord, het achterliggende begrip is moeilijk. Het probleem is niet dat het Woord van God zwaar is om te verstaan, neen, het probleem is dat ongeleerde en onvaste menschen de Heilige Schrift verdraaien tot hun eigen verderf. En wat doen de nieuwe Bijbelvertalers? Zij zeggen zelven: de Bijbeltaal ,vereenvoudigen’. Maar is er sprake van vereenvoudiging, of is er veeleer sprake van ,verdraaiing’? Dit is wat er bij de nieuwe Bijbelvertalingen gebeurt: ongeleerde en onvaste menschen, die zich uitgeven voor wijzen (Romeinen 1:22), verdraaien den Bijbeltekst net zoo lang tot ongeleerde en onvaste menschen het kunnen begrijpen, en dát is geene oplossing. De werkelijke oplossing is niet om in ongeleerdheid te blijven hangen en den Statenbijbel te vloeken, maar om te leeren. Zooals over het kindeke Jezus geschreven staat in Lukas 2:40: ,,En het Kindeken wies op, en werd gesterkt in den geest, en vervuld met wijsheid”, zoo moet het door de genade Gods ook met ons gaan. En een iegelijk die God waarlijk liefheeft, wil zich graag die moeite getroosten om zijn Woord recht te kunnen verstaan. ,,Want de liefde van Christus dringt ons” (2 Korinthe 5:14).

Kijk ook naar mijn’ andere filmpjes over het ware evangelie van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. En vergeet niet te abonneeren op mijn kanaal, dat naar het kortste vers uit den Bijbel, Johannes 11:35, genaamd is: ,,Jezus Weende’’.



zaterdag 23 mei 2020

Veranderde woorden in de Statenvertaling: verouderde woorden


Dat de Statenvertaling enkele woorden bevat die we thans niet meer in onze dagelijksche spreektaal gebruiken, dat is welbekend, en dat waardeeren we juist in haar. De soms ouderwetsche woorden die hij bevat geven den Statenbijbel namelijk de statigheid die past bij het Woord van God. Zooals de Heere Jezus zeide over goeden, ouden wijn, dat is druivensap: ,,En niemand die ouden drinkt, begeert terstond nieuwen: want hij zegt: De oude is beter.” (Lukas 5:39). Toch zijn eenige ouderwetsche woorden in verscheidene uitgaven van de Statenvertaling vernieuwd.

In het vorige filmpje hebben we gezien dat er sinds 1834 een aantal woorden in de Statenvertaling zijn veranderd in woorden met eene gelijke beteekenis, in synoniemen dus. Het gaat hierbij ten eerste om verouderde woorden, ten tweede om woorden waarvoor men zich thans schaamt, zooals ,wijf’, en ten derde om Latijnsche leenwoorden. In dit filmpje gaan we kijken naar de eerste groep: de verouderde woorden. Dat zijn woorden die men thans niet of niet in denzelfden vorm gebruikt als in de zeventiende eeuw.

In alle uitgaven der Statenvertaling is men overigens altijd uiterst terughoudend te werk gegaan in het vernieuwen van verouderde woorden, laat ik dat vooral benadrukken. Het betreft eigenlijk uitsluitend woorden die men kon veranderen in woorden die bijna hetzelfde zijn. Neem bijvoorbeeld het voegwoord ,,ende”, dat doet denken aan het Engelsche ,,and” en het Hoogduitsche ,,und” en dat al sinds 1834 in de uitgaven van de Statenvertaling is vervangen door ,,en”. Een ander goed voorbeeld is het woord ,,boosdoenders”, dat natuurlijk minder vaak voorkomt. Zoo staat er in Psalm 26:5: ,,Ik haat de vergadering der boosdoenders, en bij de goddeloozen zit ik niet.” Dit woord ,,boosdoenders” is in de negentiende eeuw veranderd in het meer hedendaagsche ,,boosdoeners”, dus zonder de ,d’. Er is bijna geen verschil. Was dit echter eene noodzakelijke wijziging? Dat is natuurlijk de vraag, aangezien ,boosdoenders’ net zoo goed te begrijpen is als ,boosdoeners’ en zoo’n wijziging wel wat afbreuk doet aan het oude karakter van de Statenvertaling.

Soms lijkt het wel alsof haar ouderdom eene schande is, die zooveel mogelijk verborgen dient te blijven. Sommige uitgevers willen dat de Statenvertaling naar vorm en inhoud zoveel mogelijk op eene moderne vertaling lijkt. Maar waarom? Zij is eene oude vertaling, dat prijzen wij juist in haar als liefhebbers van het waarachtige Woord van God! De lezers der Statenvertaling weten dat zij eenen achtingswaardigen leeftijd heeft. Dat is juist een voordeel en haar ouderdom hoeven wij dan ook niet krampachtig te verbergen door dit soort feitelijk onzinnige veranderingen.

Een ander goed voorbeeld van een verouderd woord is het begrip ,,kond doen”, dat ,,verkondigen” beteekent. Neem bijvoorbeeld Genesis 41:39: ,,Daarna zeide Faraö tot Jozef: Naardien dat God u dit alles heeft kond gedaan [dat is, verkondigd], zoo is er niemand [zoo] verstandig en wijs, als gij. In de eerste Statenbijbeluitgave in moderne spelling van Cats en Van Hengel uit 1834 stond in den tekst het oorspronkelijke ,kond gedaan’, met in eene voetnoot hierop de verklaring ,bekend gemaakt’. Eene voetnoot is overigens eene mooie wijze om ongebruikelijke woorden te verklaren zonder den tekst zelven te veranderen, maar latere uitgevers gaven helaas de voorkeur aan het wijzigen van den tekst boven het gebruik van eene voetnoot. Na 1834 hebben sommige uitgaven van de Statenvertaling ,,kond gedaangewoon laten staan, andere hebben het in ,,verkondigen” veranderd. Dit is wederom geene groote wijziging. Maar er zijn ook enkele uitgaven geweest die ,kond gedaan’ minder behoudend hebben gewijzigd in ,bekend gemaakt’. Heden ten dage heeft Jongbloed ,verkondigd’, terwijl de Gereformeerde Bijbelstichting ,bekendgemaakt’ heeft. Dit laatste is wat tegenstrijdig, daar de Gereformeerde Bijbelstichting in sommige van hare Statenbijbeluitgaven eene verklarende woordenlijst toevoegt met de beteekenissen van ,,bijzondere woorden”, waarin onder andere ,kond doen’ is opgenomen, daarmeê onterecht den indruk wekkende dat er in den tekst zelven geene wijzigingen zouden hebben plaatsgevonden, maar aan den anderen kant den tekst dus wel degelijk moderniseert, zonder hier op eenige wijze ,,kond van te doen”. Het is nog tegenstrijdiger dat de Gereformeerde Bijbelstichting in Lukas 2:15 ,kond gedaan’ laat staan, terwijl zij in Genesis 41:39 ,kond gedaan’ moderniseert naar ,bekendgemaakt’. Ik zoude met den profeet Elia willen zeggen: ,,Hoe lang hinkt gij op twee gedachten?” (1 Koningen 18:21). Natuurlijk is het wel zoo dat er verder geen beteekenisverschil is tusschen ,,kond doen” en ,,bekendmaken”, beide woorden beteekenen ongeveer hetzelfde. Daarom zijn dit zeker geene zorgwekkende wijzigingen in den tekst van de Statenvertaling. De Gereformeerde Bijbelstichting heeft haren tekst van den Statenbijbel vergeleken met de uitgave van Ravensteyn uit 1657 en haren tekst gezuiverd van alle oude drukfouten, waardoor hare Statenbijbeluitgaven tot de beste behooren die thans te koop zijn.

Ik wil alleen zeggen dat het soms beter had gekund. Want is eene moderniseering van ,,kond doen” eigenlijk wel noodig? Ik begrijp dat het begrip ,,kond doen” bij veel menschen geen bekend begrip meer is. Aan den anderen kant is ,,kond doen” nu ook weêr niet onoverkómelijk zwaar om te verstaan. Laten we vooral niet gaan overdrijven. Indien gij eenmaal de beteekenis van dit begrip hebt leeren kennen, bijvoorbeeld met behulp van een woordenboek, dan vergeet gij het immers nooit meer. Het is daarnaast zonder meer onwenschelijk dat er thans twee verschillende moderniseeringen van hetzelfde begrip , kond gedaan’ in de uitgaven der Statenvertaling staan, namelijk ,verkondigd’ en ,bekend gemaakt’. Ook in dat opzicht had het beter bij het oude kunnen blijven. Want juist indien gij samen met anderen den Statenbijbel leest, en ieder eene andere uitgave heeft, dan valt het snel op dat er verschillen tusschen de uitgaven zijn. De lezer heeft geen flauw benul waarom deze verschillen bestaan, want de uitgevers verzuimen immer om hier eene fatsoenlijke rechtvaardiging van te geven. En al is er bij de wijzigingen geene sprake van een beteekenisverschil, ook al zijn het behoudende wijzigingen, toch is het jammer dat er geene eenheid bestaat tusschen de verschillende uitgaven. En deze eenheid had men enkel kunnen bereiken door den tekst van de Statenvertaling zooveel mogelijk in hare oorspronkelijkheid te behouden. Zoo eenvoudig is het.

Aan de behandelde voorbeelden, zooals ,,boosdoenders”, kunt gij wel zien dat dit over het algemeen zeer behoudende wijzigingen zijn. Want het is vooral belangrijk dat er bij het ververschen van een verouderd woord geene sprake is van een beteekenisverschil. De zin van den tekst mag immers niet veranderd worden. De Heere waarschuwt immers in niet mis te verstane woorden in Openbaring 22:18: ,,Want ik betuig aan een’ iegelijk, die de woorden der profetie dezes boeks hoort: indien iemand tot deze dingen toedoet, God zal hem toedoen de plagen, die in dit boek geschreven zijn; 19 En indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie, God zal zijn deel afdoen uit het boek des levens, en uit de heilige stad, en [uit] hetgeen in dit boek geschreven is.Die grens mag men nooit overschrijden. En die grens is ook niet overschreden bij het veranderen van ,,kond doenin ,,verkondigen”. Beide woorden beteekenen immers volkomen hetzelfde en zijn naar vorm ook bijna hetzelfde. Dit soort wijzigingen, waarbij er overeenstemming in vorm is, hebben de voorkeur, omdat er dan zoo min mogelijk afbreuk wordt gedaan aan het statige karakter der Statenvertaling. Maar men heeft niet altijd getracht den vorm zoo veel mogelijk gelijk te houden. Tusschen ,,kond doen” en ,,bekendmaken” bijvoorbeeld bestaat een grooter verschil in vorm, wat den tekst toch wat anders klinken doet. Dat is weliswaar jammer, maar gelukkig is de beteekenis van ,,bekend maken” gelijk aan ,,kond doen”. Een soortgelijk voorbeeld is het woord ,,doorluchtig” in Openbaring 21:21, dat in sommige uitgaven is veranderd in ,,doorschijnend”. Deze wijziging doet den tekst anders klinken, dat is jammer, maar gelukkig beteekent ,,doorschijnend” hetzelfde als ,,doorluchtig”. Nogmaals, het allerbelangrijkste is dat er geen beteekenisverschil zij tusschen het oorspronkelijke, verouderde woord en het nieuwe woord. En in deze voorbeelden hebben wij gezien dat er inderdaad geen verschil in beteekenis is tusschen het oorspronkelijke en het nieuwe. Dit zijn derhalve geenszins wijzigingen waarover gij u zorgen moet maken. Ik had liever gewild dat het bij het oude bleef, maar de Statenvertaling is nog steeds de Statenvertaling, ook als ,,doorluchtig” gewijzigd is in ,,doorschijnend”.

Dus over het algemeen heeft men geene wijzigingen doorgevoerd die de beteekenis van den tekst veranderen. Er is wel eene belangrijke uitzondering: namelijk de zoogenaamde ,,samenzweringsbijbels”. Deze verminkte uitgaven van den Statenbijbel noem ik niet zoo omdat zij zouden voortspruiten uit eene samenzwering, maar omdat zij in Jesaja 8:12 het woord ,,verbintenis” veranderen in ,,samenzwering”, wat een ontoelaatbaar beteekenisverschil is. Ik zal deze ,,samenzweringsbijbels” uitgebreid behandelen in een volgend filmpje.

Op deze ,,samenzweringsbijbels” na zijn uitgevers dus terughoudend geweest met het wijzigen van verouderde woorden in de Statenbijbeluitgaven. Woorden die moeilijk te veranderen zijn in woorden die naar vorm en beteekenis hetzelfde zijn, zijn ongemoeid gelaten. Men denke aan woorden als ,,vedel”, ,,amechtig” en ,,beukelaar”. De modernen maken altijd een groot treurspel van dit soort woorden, maar op z’n zachtst gezegd is dit eenigszins misleidend, want als gij u bedenkt dat ,,vedel” maar vier keer, ,,amechtig” maar twee keer en ,,beukelaar” slechts één keer in de Statenvertaling voorkomen, dan valt het natuurlijk reuze meê met haar gehalte aan moeilijke woorden. Toch zoude eene moderniseering van bijvoorbeeld ,,vedel” in ,,viool” iets heel anders zijn dan de verandering van ,,boosdoenders” in ,,boosdoeners”, omdat ,,vedel” gewoon een ander woord is dan ,,viool”. Men was er over het algemeen duidelijk voor beducht om dit soort ingrijpende wijzigingen in den Statenbijbel aan te brengen, omdat dit eene glijdende schaal is. De liefhebbers der Statenvertaling houden gewoon van haar zooals zij is. Men betwijfele misschien het nut van eene verandering van ,,boosdoenders” in ,,boosdoeners”, toch zal niemand er werkelijk aanstoot aan nemen. Geheel anders zou het zijn bij het veranderen van een woord als ,,lankmoedigheid”, omdat dat zulk eene diepe beteekenis heeft en onlosmakelijk verbonden is met den aard van God en onze zaligheid. Dat men onbekend is met de beteekenis van ,,lankmoedigheid” komt niet doordat dit een verouderd woord zoude zijn, maar omdat men onbekend is met den aard van God. Wij zijn allen zondaars en wij verdienen de goedheid waarmede de Heere ons zegent geenszins. Wij verdienen straf voor onze slechtheid. En als God met ons zoude handelen zooals wij zouden verdienen, dan zouden wij geen van allen kunnen bestaan. Zooals het geschreven is in Psalm 130:3: ,,Zoo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; Heere! wie zal bestaan?De reden dat God zijnen toorn over de zonde niet heeft laten losbarsten is dat de Heere van ons houdt en niet wil dat wij verloren gaan. Daarom verdraagt Hij ons lang en wacht Hij met zijnen toorn over de goddeloosheid der menschen, daarom is Hij dus ,lankmoedig’ jegens ons. Zooals het geschreven is in 2 Petrus 3:9: ,,De Heere vertraagt de belofte niet (gelijk eenigen [dat] traagheid achten), maar is lankmoedig over ons, niet willende, dat eenigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekeering komen”. Er is geen ander woord dat de diepe beteekenis van ,lankmoedigheid’ evenaart. Het moge daarom duidelijk zijn dat dit woord niet in aanmerking komt voor zoogenaamde ,moderniseering’. En hetzelfde geldt voor vele andere woorden die in den Statenbijbel voorkomen. Dit soort woorden als ,lankmoedigheid’, die niet veranderd kunnen woorden in een ander woord dat eene gelijke beteekenis heeft, zijn dan ook ongemoeid gelaten. Er blijven derhalve in alle uitgaven van de Statenvertaling woorden staan die voor sommigen moeilijk zijn om te begrijpen. Hier valt niets aan te veranderen. Maar is dat een probleem? Wat zegt de Bijbel over zoogeheetene ,moeilijke woorden’? Het antwoord op deze belangrijke vraag zal ik geven in mijn volgende filmpje.

Kijk ook naar mijn’ andere filmpjes over het ware evangelie van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. En vergeet niet te abonneeren op mijn kanaal, dat naar het kortste vers uit den Bijbel, Johannes 11:35, genaamd is: ,,Jezus Weende’’.

maandag 11 mei 2020

Veranderde woorden in de Statenvertaling


Betrouwbaarheid Statenvertaling

De betrouwbaarheid der Statenvertaling blijkt wel hieruit, dat zij reeds bijna vier eeuwen oud is en nog steeds een der meest gelezene Bijbelvertalingen is. Er zijn in het verleden vele pogingen ondernomen om den Statenbijbel van zijnen troon te stooten. Al sinds de negentiende eeuw trachtte men moderne vertalingen ingang te doen vinden, maar al deze vertalingen zijn reeds lang in de vergetelheid geraakt. Zij konden zich eenvoudigweg niet meten met onze geliefde, oude Statenvertaling. En het zou mij niets verbazen als over honderd jaren de moderne Bijbelvertalingen van dezen tijd eveneens vergeten zijn. Zooals het geschreven is: ,,Het gras verdort, de bloem valt af; maar het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid.” (Jesaja 40:8) Onkruid vergaat, maar de Statenbijbel blijft. En het moge duidelijk zijn: de Statenvertaling is niets minder dan het Woord van God in onze Nederlandsche taal.


Spellingsveranderingen

De Statenvertaling werd voor het eerst uitgegeven in 1637, dat is bijna vier eeuwen geleden. In de vier eeuwen van haar bestaan hebben er eenige kleine veranderingen plaatsgevonden in den vorm der Statenvertaling. In mijn vorige filmpje over de ,,Geschiedenis der Statenvertaling” heb ik aangetoond dat deze veranderingen geenszins verstrekkend zijn maar zich hoofdzakelijk beperken tot de spelling, die een aantal keer is aangepast aan de gebruikelijke spelling. Waar men bijvoorbeeld in 1637 ,,aerde” met A.E. schreef, zoo spelt men in huidige uitgaven van de Statenvertaling dit woord met A.A. Dit zijn natuurlijk onbeduidende wijzigingen. God bewaart zijn Woord, en daarom heeft hij de Statenvertaling bewaard. In Deuteronomium 29:5 staat over de veertigjarige omwandeling der Israëlieten door de wildernis: ,,En Ik heb ulieden veertig jaren doen wandelen in de woestijn; uwe kleederen zijn aan u niet veroud, en uw schoen is niet veroud aan uwen voet.” Zoo is het ook met de Statenvertaling: zij is vierhonderd jaren oud, maar zij is niet verouderd. Hare spelling is tot op zekere hoogte in overeenstemming gebracht met de spelling die wij thans ook in onze dagelijksche schrijftaal gebruiken, maar zij is nog steeds de goede, oude Statenvertaling.


Woordveranderingen

Naast wijzigingen in de gebruikte spelling zijn er nog enkele andere wijzigingen in den tekst der Statenvertaling geweest. Er zijn namelijk ook eenige woorden veranderd in woorden met eene gelijke beteekenis, in synoniemen dus. Het woord ,wijf’ is bijvoorbeeld veranderd in ,vrouw’. Aangezien dit ingrijperende wijzigingen zijn dan de spelling alleen, wil ik hier graag wat dieper op ingaan. Het is belangrijk om kennis van zaken te hebben opdat gij weet welke uitgave der Statenvertaling de beste is om te koopen.
Van 1637 tot 1834 is de Statenvertaling uitsluitend in den oorspronkelijken vorm uitgegeven geweest. Dat wil zeggen: in de oorspronkelijke spelling, met de oorspronkelijke woorden. Natuurlijk op drukfouten na. Overigens ging men vroeger vrijer om met de spelling dan thans: zoo schreef men nu eens ,Godt’ met ,dt’, dan weer met ,d’ zooals wij nu ook doen. De wel wat overdrevene schoolsche spelling, waarbij het schier een misdaad is om tegen de spellingswetten te zondigen, begon pas na de Fransche Omwenteling met de spelling van Siegenbeek uit 1804. De uitgaven van de Statenvertaling gebruikten vóór de negentiende eeuw derhalve niet op de letter nauwkeurig dezelfde spelling als de eerste uitgave van 1637. Maar afgezien van deze zekere vrijheid in spelling en afgezien van het verbeteren van drukfouten was de tekst van den Statenbijbel in de uitgaven van 1637 tot 1834 volkomen dezelfde.


Voor zoover ik weet is er maar ééne uitzondering geweest, er was dus maar ééne veranderde Statenbijbel in het tijdperk 1637–1834, namelijk eene duistere uitgave van rond 1750. Deze uitgave was de eerste herziening van den Statenbijbel en werd waarschijnlijk uitgegeven door Goetzee, dezelfde uitgever die enkele jaren ervoor de echte Statenvertaling voor het eerst in het Latijnsche in plaats van het oorspronkelijke Gotische schrift had uitgegeven. Maar in zijne herziene uitgave van den Statenbijbel werd niet zoomaar het lettertype veranderd, neen, deze uitgave ging veel verder: er werden voor het eerst zoogenaamde ,verouderde’ woorden gewijzigd. Maar daar bleef het niet bij: in dezen Bijbel stond er in het Oude Testament niet meer ,HEERE’ (met hoofdletters) zooals in den Statenbijbel, maar er stond ,Jehovah’. Het Hebreeuwsche woord ,Jehovah’ is een naam van God, die de Statenvertalers hebben vertaald met het Nederlandsche ,HEERE’, omdat in aanhalingen uit het Hebreeuwsche Oude Testament in het Grieksche Nieuwe Testament ook niet ,Jehovah’ staat maar het Grieksche ,kurios’, dat in onze taal ook ,Heere’ beteekent. Aangezien het Nieuwe Testament door den Heiligen Geest ingegeven is, hebben de Statenvertalers het voorbeeld van het Nieuwe Testament gevolgd en in de vertaling van het Oude Testament in het Nederlandsch ,Jehovah’ vertaald met ,HEERE’. Hierbij zetteden zij ,HEERE’ in hoofdletters om duidelijk aan te geven dat er in het Hebreeuwsch ,Jehovah’ staat. Dit kunt gij lezen in de kantteekening op Genesis 2:4. Dus ik zal benadrukken: als God zelf het Hebreeuwsche ,Jehovah’ in het Grieksch als ,Heere’ vertaalt, dan is dit de eenige juiste vertaling. Het Hebreeuwsche ,Jehovah’ is in het Nederlandsch dus ,Heere’. Maar laten wij vooral niet vergeten dat het Hebreeuwsche ,Jehovah’ en dus het Nederlandsche ,Heere’ niet de eenige naam van God is. De Heere God Almachtig heeft namelijk nog eenen anderen, uiterst belangrijken naam. De Bijbel zegt in Handelingen 4:12b over dezen laatsten naam zelfs: ,,er is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de menschen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden”, en de naam die bedoeld wordt is niet ,Jehovah’, maar de naam Jezus Christus. Wij worden zalig ,,door den Naam van Jezus Christus, den Nazarener” (aldus Handelingen 4:10). De naam van God bij uitstek is ,Jezus’. Dus waarom zoude iemand eenen gewijzigden Statenbijbel uitgeven waarin ,Heere’ is vervangen door ,Jehovah’, terwijl God zelf ,Jehovah’ vertaalt als ,Heere’ en er geen andere naam onder de menschen gegeven is door welken wij moeten zalig woorden dan de naam van den Heere Jezus Christus? Verandert men ,HEERE’ in ,Jehovah’ met het oogmerk om de aandacht te vestigen op eenen anderen naam dan Jezus om alzoo den gezegenden naam van onzen Heere Jezus Christus in de schaduw te stellen? Doet men hiermeê eene verwoedde poging om, tegen de getuigenis van tientallen Schriftplaatsen in, de Goddelijkheid van Jezus te ontkennen? Zoo ja, dan is dit ronduit eene antichristelijke leer. Het veranderen van de juiste vertaling ,HEERE’ in het onvertaald-Hebreeuwsche ,Jehovah’ is in ieder geval eene andere leer, eene afwijking van de oude paden, zonder eenig nut tot stichting. De Bijbel waarschuwt in 1 Timotheüs 6:3-4: ,,Indien iemand eene andere leer leert, en niet overeenkomt met de gezonde woorden van onzen Heere Jezus Christus, en met de leer die naar de godzaligheid is, 4 Die is opgeblazen, en weet niets, maar hij raast omtrent [twist]vragen en woordenstrijd; uit welke komt nijd, twist, lasteringen, kwade nadenkingen.” Het is toch opvallend dat deze eerste herziening van den tekst van de Statenvertaling van rond 1750, naast het moderniseeren van zoogenaamd verouderde woorden, dus ook de rechtzinnige leer van den oorspronkelijken Statenbijbel trachtte aan te tasten. En dit is iets wat in de geschiedenis steeds weêr terugkomt: de liefhebbers der waarheid willen de Statenvertaling zooveel mogelijk hebben zooals zij oorspronkelijk was, maar het zijn steeds de vijanden der waarheid en gezonde leer geweest die riepen om moderniseering.


In 1834 kwamen Cats en Van Hengel met hunne Statenvertaling in de destijds geldende schoolspelling. Vanaf deze uitgave uit 1834 tot op onzen tijd zijn er een aantal kleine wijzigingen geweest in de woordkeuze der Statenvertaling. Deze woordwijzigingen waren over het algemeen uiterst behoudend van aard, zooals ik in deze filmpjes uitgebreid zal aantoonen. Ondanks hunne behoudendheid heb ik wel een ernstig verwijt te maken richting de uitgevers van de Statenbijbels vanaf de negentiende eeuw tot nu: het is geenszins duidelijk wat er in welke uitgave hoe gewijzigd is. De Bijbel zegt echter: ,,God is geen [God] van verwarring’’ (1 Korinthe 14:33), verwarring is uit den booze, er mag geene verwarring zijn als het op den Bijbel aankomt. Het had altijd duidelijk moeten zijn wat er in de uitgaven der Statenvertaling veranderd is. Op de titelbladzijde van den Statenbijbel van Cats en Van Hengel uit 1834 stond weliswaar: ,,Ingerigt overeenkomstig de thans meest gebruikelijke taal en spelling”, en in hunne inleiding gingen zij hier wat dieper op in, maar dat is te karig. Een overzicht ontbrak. Juist als het op wijzigingen in den tekst van het Woord van God aankomt, dan moet er, hoe behoudend en rechtvaardig de wijzigingen ook mogen zijn, volledige openheid gegeven worden. De uitgever Ravesteyn kwam in 1655 fatsoenlijk met een boekje getiteld: ,,Register van de verbeteringe der Druck-fauten ende Misstellinghen, die in den Eersten Druck van den Nieuw-Overgesetten Bibel gevonden worden”, inhoudende eene opsomming van verbeteringen in den tekst van zijne Statenbijbeluitgaven. Dit is lovenswaardig en alle uitgevers die wijzigingen aanbrachten in den tekst van den Statenbijbel hadden dat moeten doen. Maar bij mijn weten hebben álle andere uitgevers na Ravesteyn dit volstrekt achterwege gelaten. Elke Statenbijbel die buiten de spelling om in eenig opzicht afwijkt van de oorspronkelijke uitgave der Statenvertaling had na de titelbladzijde een volledig overzicht van veranderde woorden moeten hebben, eene zoogeheeten ,,tafel van wijzigingen”, zoodat de lezer niet alleen volledig op de hoogte is van alle wijzigingen, maar ook in den tekst aanteekeningen kan maken van wijzigingen die hij te ver vindt gaan. Het is niet meer dan redelijk om om deze openheid te vragen, maar zij is volledig verzaakt door uitgevers vanaf 1834, óók door de uitgevers die overigens ter goede trouw zijn. En ik vind dit des te erger, omdat men in de gerechtvaardigde veronderstelling is, dat als men eene Statenvertaling in den boekhandel koopt, dit de oorspronkelijke Statenvertaling is, dat dit de échte Statenvertaling is. Dat uitgevers hunne klanten niet volledig op de hoogte stellen van alle wijzigingen die zij in den tekst hebben aangebracht is laakbaar. Het getuigt van minachting jegens den trouwen Bijbellezer om hem aldus over de oorspronkelijkheid van den tekst van zijnen Statenbijbel te laten dwalen.


Daarom is het noodzakelijk om de woordwijzigingen in de verschillende uitgaven der Statenvertaling in de volgende filmpjes uitgebreid te behandelen. De woordwijzigingen die vanaf de vroege negentiende eeuw in de uitgaven van de Statenbijbels voorkomen kunnen wij in drie soorten opdeelen: ten eerste verouderde woorden zooals ,boosdoenders’, ten tweede woorden waarvoor men zich thans schaamt, zooals ,pissen’, en ten derde woorden die afkomstig zijn uit de Latijnsche taal, zooals ,consciëntie’. Tenslotte zal ik u nog waarschuwen voor de zoogenaamde ,samenzweringsbijbels’, dat zijn duistere uitgaven van de Statenvertaling uit de tweede helft der twintigste eeuw waarin het woord ,verbintenis’ vervangen is door het woord ,samenzwering’.




Kijk ook naar mijn’ andere filmpjes over het ware evangelie van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. En vergeet niet te abonneeren op mijn kanaal, dat naar het kortste vers uit den Bijbel, Johannes 11:35, genaamd is: ,,Jezus Weende’’.