zondag 21 juni 2020

Latijnsche leenwoorden in de Statenvertaling: ,,consciëntie" of ,,geweten"? Wat zegt Paulus?

Vanaf het begin der negentiende eeuw zijn in de verschillende uitgaven van de Statenvertaling een aantal woorden veranderd. We hebben gekeken naar verouderde woorden, zooals ,,boosdoenders”, dat in ,,boosdoeners” is veranderd; naast verouderde woorden hebben we verder nog gekeken naar woorden waarvoor men zich thans schaamt, zooals ,,wijf”, dat veranderd is in ,,vrouw”. Naast deze is er nog een derde groep woorden die veranderd zijn: namelijk Latijnsche leenwoorden, zooals bijvoorbeeld ,,consciëntie”. De oorspronkelijke zeventiende-eeuwsche Statenvertaling bevatte inderdaad enkele Latijnsche leenwoorden, maar deze zijn in de negentiende eeuw veelal vertaald in Nederlandsche woorden met eene gelijke beteekenis. Men denke aan woorden als ,,philosophen” in Handelingen 17:18, dat veranderd is in ,,wijsgeeren”; aan ,,ordineeren” in 1 Korinthe 11:34, dat vervangen is door het Nederlandsche ,,verordenen”; het uit het Latijn afkomstige woord ,,exempel” in bijvoorbeeld Johannes 13:15, dat wij wel uit het Engelsch kennen en dat vervangen is door ,,voorbeeld”; en het woord ,,consciëntie” in bijvoorbeeld Romeinen 2:15, dat ,,geweten” beteekent. Er staan overigens nog veel meer Latijnsche leenwoorden in de kantteekeningen van de Statenvertaling dan in den Bijbeltekst zelven, men denke bijvoorbeeld aan ,,victorie” in de kantteekening op Exodus 14:13.



    In mijn filmpje over de geschiedenis der Statenvertaling heb ik het over de uitgave van Cats en Van Hengel uit 1834 gehad, die de eerste uitgave der Statenvertaling in moderne spelling was. Al in deze uitgave uit 1834 zijn Latijnsche leenwoorden zooals ,,consciëntie” vervangen door Nederlandsche woorden met gelijke beteekenis. ,,Consciëntie” werd vanaf toen dus ,,geweten”. In de kantteekeningenbijbels ging dat soms anders. Daar werden in de kantteekeningen de Latijnsche woorden in sommige uitgaven eveneens vervangen door Nederlandsche woorden, terwijl zij in andere, zooals die van Swaan uit 1864, niet vervangen werden, maar tusschen haakjes achter het Latijnsche woord de Nederlandsche vertaling geplaatst werd. Zoo verdwenen in de negentiende eeuw de meeste Latijnsche leenwoorden uit de Statenbijbels, op enkele woorden als ,,natie” na. Aan het einde der twintigste eeuw heeft de Gereformeerde Bijbelstichting in hare uitgaven echter weêr enkele Latijnsche woorden teruggeplaatst, zooals ,,consciëntie” en ,,ordineeren”, terwijl zij andere negentiende-eeuwsche veranderingen, zooals ,,voorbeeld” in plaats van het Latijnsche ,,exempel”, wel heeft laten staan. Omdat er blijkbaar eenige onduidelijkheid bestaat over den rechten weg in dezen, zal ik hier wat dieper op ingaan.




    Vaak hoort men het verhaal dat het in de eene taal mogelijk is om meer dingen te zeggen dan in de andere taal, waardoor eene vertaling van de eene in de andere taal moeilijk of zelfs onmogelijk zoude zijn. Dit is een fabel. Onze taal is een geschenk van onzen Almachtigen Schepper, en Hij heeft er in zijne Goddelijke wijsheid voor gezorgd dat het in élke taal mogelijk is om álles te zeggen. Zoogenaamde ,,primitieve” talen bestaan niet, tenzij men met ,,primitieve taal” gebrekkige kennis van eene vreemde, aangeleerde taal bedoelt. Vaak hoort men zeggen dat er in eene vertaling altijd iets verloren gaat van de oorspronkelijke beteekenis. Ook dat is onzin. Vrijwel altijd is een tekst één op één over te zetten, zonder eenig verlies van beteekenis, en slechts in een enkel geval is er sprake van meerdere vertalingsmogelijkheden in het Nederlandsch. En in dat betrekkelijk zeldzame geval hebben de vertalers van den Statenbijbel in de kantteekeningen altijd uitgebreid melding gemaakt van de andere vertaalmogelijkheden. Er is bij het vertalen dus niets van den oorspronkelijken zin verloren gegaan. Desondanks zijn er lieden die steeds blijven lasteren dat er bij het vertalen altijd iets verloren gaat, waarmede ze bedoelen dat er heelemaal geene goede vertaling der Heilige Schriftuur mogelijk zij en dat de Statenvertaling dus ook geene goede vertaling zoude zijn. Dat is niets meer dan eene lastering tegen den Statenbijbel en eene lastering tegen den Schepper der talen. Want als vertaling onmogelijk zij, waarom heeft God dan zijn Woord zelfs in het oorspronkelijke in drie talen geschreven? Want de Bijbel is geschreven in het Hebreeuwsch, Arameesch en Grieksch. En waarom staan er dan in het Grieksche Nieuwe Testament tientallen aanhalingen uit het Hebreeuwsche Oude Testament? Hoe kan dat, als vertaling onmogelijk ware? God wist heus wel wat Hij deed toen hij de talen verwarde tijdens de torenbouw van Babel, waarover gij kunt lezen in Genesis hoofdstuk 11. In deze Babylonische taalverwarring heeft de Schepper der taal ook de mogelijkheid besloten om Zijn Woord onder alle natie en geslacht en taal en volk te verspreiden, namelijk door middel van... vertaling! Het Nederlandsch doet niet onder voor welke taal dan ook. Wij kunnen in onze eigene moedertaal alles zeggen wat voor vertaling noodig is, en het is daarom volstrekt niet noodzakelijk om in eene Bijbelvertaling buitenlandsche leenwoorden te gebruiken.


    De Statenvertalers hebben dus niet Latijnsche leenwoorden gebruikt omdat er geene Nederlandsche woorden voor zouden bestaan. Naast het Latijnsche ,,exempel” bezigden zij evengoed het Nederlandsche woord ,,voorbeeld”, denk aan 1 Korinthe 10:6. Nederlandschtaligen gebruiken graag woorden met eene gelijke beteekenis, synoniemen dus, om eentoonigheid in een betoog te voorkomen. Nu is het zoo dat sommige vreemde woorden als het ware het burgerschap krijgen in eene taal. Oorspronkelijk Grieksche woorden als ,,evangelie”, ,,profeet” en niet te vergeten de naam ,,Christus” zelf zijn al sinds het vroege Christendom onderdeel geworden van bijna alle Europeesche talen en het Nederlandsch vormt daarop geene uitzondering. Reeds in de allervroegste vertalingen van den Bijbel werden deze Grieksche woorden onvertaald gelaten, omdat zij onder de vroege Christenen van alle talen letterlijk een begrip waren geworden. Men denke bijvoorbeeld aan de eerste Bijbelvertaling in eene aan de onze verwante taal, namelijk het Gotisch, uit de vierde eeuw na Christus. Over de vraag of een woord als ,,consciëntie” ook het burgerschap heeft gekregen in de Nederlandsche taal is meningsverschil mogelijk, maar ,,consciëntie” is in tegenstelling tot Grieksche woorden als ,,evangelie”, ,,profeet” en ,,Christus” geen begrip uit het vroege Christendom. Hoe het ook zij, vele Latijnsche leenwoorden die de Statenvertalers gebruikten waren in de zeventiende eeuw zeer algemeen in geleerde schrijftaal, en werden daarom waarschijnlijk nauwelijks als leenwoorden gezien. En uit het bekende spreekwoord uit den tachtigjarigen oorlog ,,Van Alkmaar begint de victorie!” blijkt wel dat deze Latijnsche leenwoorden meer dan thans ook gebruikt werden in de volkstaal.


    Maar is eene verandering van het Latijnsche leenwoord ,,consciëntie” in het Nederlandsche woord ,,geweten” nu af te keuren, of toe te juichen? Wat zegt de Heilige Schriftuur over dit onderwerp? Zij moet immers onze leidraad zijn bij het beantwoorden van élke vraag. Welnu, Paulus is heel duidelijk over dit onderwerp. Paulus schrijft in 1 Korinthe 14:19: ,,Maar ik wil [liever] in de gemeente vijf woorden spreken met mijn verstand, opdat ik ook anderen moge onderwijzen, dan tien duizend woorden in eene [vreemde] taal.” Liever vijf woorden in uwe eigene taal, dan tien duizend woorden in eene vreemde taal. Kan het nog duidelijker? Paulus zegt voorts in 1 Korinthe 14:5a: ,,En ik wil [wel], dat gij allen in [vreemde] talen spreekt, maar meer, dat gij profeteert;” Hij bedoelt hier het spreken in vreemde talen als eene gave des Heiligen Geests. In den aanvang van de verkondiging van het evangelie was het namelijk van belang dat het evangelie kracht werd bijgezet door bijzondere gaven van den Heiligen Geest. Eén van die gaven was de gave van het spreken in vreemde talen, namelijk om menschen met eene andere taal ook het evangelie te kunnen verkondigen. Gij kunt dit lezen in de Bijbelsche geschiedenissen in Handelingen hoofdstuk 2. De gave der talen was eene prachtige gave van den Heiligen Geest, maar in de gemeente zelve is het belangrijker om te profeteeren, dat is om te prediken. In de gemeente verkondigt ge immers niet het evangelie aan vreemden, maar daar sticht gij uwe broeders en zusters in het geloof. Daarom vervolgt Paulus in 1 Korinthe 14:5b: ,,want die profeteert, is meerder dan die [vreemde] talen spreekt, tenzij dan dat hij het uitlegge, opdat de gemeente stichting moge ontvangen.” Dus: indien gij toch in eene vreemde taal spreekt, leg dan wel uit wat gij spreekt, vertaal wat gij spreekt, zoodat de gemeente er wel iets van leert. Paulus is in zijnen eersten brief aan de Korinthiërs derhalve heel duidelijk over het gebruik van vreemde talen in den Godsdienst: spreek uwe eigene landstaal, zoodat menschen het begrijpen, en indien gij toch eene vreemde taal gebruiket, vertaal het dan wat gij zegt.


    Voor eene Bijbelvertaling geldt hetzelfde. Gebruik in de vertaling Nederlandsche woorden, en indien er toch vreemde woorden gebruikt worden, leg ze dan uit. Op dezen grond ben ik van mening dat de negentiende eeuwsche vertaling van de Latijnsche leenwoorden in Nederlandsche woorden met eene gelijke beteekenis eene goede zaak is. Het is geenszins af te keuren dat er in plaats van ,,consciëntie” thans ,,geweten” staat. En in de kantteekeningen werden de Latijnsche leenwoorden in sommige uitgaven voorzien van eenen uitleg tusschen haakjes, wat ook geheel in overeenstemming is met Paulus’ voorschriften.


    Paulus zegt dit met eene reden. Er schuilt een groot gevaar in het gebruik van buitenlandsche woorden. Indien menschen vreemde woorden namelijk niet verstaan, kan men die woorden verkeerd begrijpen en kunnen zij een geheel eigen leven gaan leiden. Een berucht voorbeeld hiervan is het woord ,,Lucifer” dat in den Engelschen King James Bijbel voorkomt in Jesaja 14:12. Ik heb hier een filmpje over gemaakt, getiteld ,,Morgenster of Lucifer? King James of Statenvertaling?” Het gaat in het kort om het volgende. In Jesaja hoofdstuk 14 noemt God den duivel bespottend de Morgenster. Het gaat om zuivere ironie, want niet de duivel maar Jezus is in werkelijkheid de Morgenster, want Jezus noemt zichzelven in Openbaring 22:16 ,,de Morgenster.” Maar Satan wil zich voordoen als de Morgenster, want ,,de satan zelf verandert zich in eenen engel des lichts.” (2 Korinthe 11:14b). Satan mocht willen dat hij de Morgenster ware. Om het wat duidelijker te maken dat het hier om spot gaat, hebben de Engelsche vertalers ervoor gekozen om in Jesaja 14:12 niet ,,morning star” of ,,day star” te gebruiken, maar ,,Lucifer”, dat in het Latijn eveneens ,,Morgenster” beteekent. Laat ik dat benadrukken: ,,Lucifer” beteekent in het Latijn ,,Morgenster”! Maar omdat men geen Latijn spreekt, is dit woord ,,Lucifer” een geheel eigen leven gaan leiden en gingen Engelschen denken dat ,,Lucifer” de naam van den duivel is. Het is Godslasterlijk om den duivel zonder spot ,,Lucifer” te noemen, want ,,Lucifer” beteekent dus gewoon ,,Morgenster” en de titel van Morgenster komt uitsluitend den Heere Jezus toe. En als de Engelsche vertalers zich aan de duidelijke voorschriften van Paulus hadden gehouden, dan was deze misvatting nooit ontstaan.


    Nu moet ik wel zeggen dat er in dit opzicht eenig verschil is tusschen het Engelsch en het Nederlandsch. De Engelsche taal is sterk verbasterd en zij is werkelijk doorspekt met Latijnsche leenwoorden, die de Engelschen niet meer als leenwoorden beschouwen. Het Engelsch is wat zijnen oorspronkelijken woordenschat betreft eene sterk verarmde taal. In het Nederlandsch is dat veel minder het geval, maar ook in het Nederlandsch gebruikte men in de zeventiende eeuw veel meer Latijnsche leenwoorden in de schrijftaal dan thans het geval is. Het is dus wel te verklaren dat in de zeventiende-eeuwsche Statenvertaling een Latijnsch leenwoord – als ,,consciëntie” – gebruikt werd, maar het is op Bijbelsche gronden beter om Nederlandsche woorden te gebruiken.






    Kijk ook naar mijn’ andere filmpjes over het ware evangelie van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. En vergeet niet te abonneeren op mijn kanaal, dat naar het kortste vers uit den Bijbel, Johannes 11:35, genaamd is: ,,Jezus Weende’’.

zaterdag 6 juni 2020

Schaamte voor de Statenvertaling?!


Sinds de negentiende eeuw zijn een aantal woorden in verschillende Statenbijbeluitgaven veranderd. We hebben reeds gekeken naar enkele verouderde woorden: ,,kond doen” bijvoorbeeld is in sommige uitgaven veranderd in ,,verkondigen”. Maar er zijn ook enkele woorden veranderd die heelemaal niet verouderd zijn, woorden die tot op den dag van vandaag algemeen bekend zijn. Woorden als ,,wijf”, ,,kop” en ,,pissen”. Deze woorden stonden vanaf de allereerste uitgave uit 1637 in de Statenvertaling, maar vanaf in de negentiende eeuw hebben uitgevers besloten dat deze woorden niet in den Statenbijbel thuis zouden hooren. Men is zich dus gaan schamen voor het taalgebruik der Statenvertaling. Maar is schaamte voor het Woord van God eene goede reden om het te veranderen? Laten wij deze woorden wat nader beschouwen.

Te beginnen met het nog heden ten dage welbekende en veelgebruikte woord ,,wijf”. Er stond oorspronkelijk in den Statenbijbel bijvoorbeeld in Genesis 1:27: ,,En God schiep den mensch naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en wijf schiep Hij ze.” Nu staat er geen ,,wijf” meer, maar ,,vrouw”. Overigens gebruikte de oorspronkelijke Statenvertaling uit de zeventiende eeuw naast ,,wijf” ook gewoon het woord ,,vrouw”, bijvoorbeeld in Genesis 2:22: ,,En de HEERE God bouwde de ribbe, die Hij van Adam genomen had, tot eene vrouw, en Hij bracht haar tot Adam.” In mijn filmpje over de Geschiedenis der Statenvertaling heb ik het over de uitgave uit 1834 van Cats en Van Hengel gehad, die de eerste uitgave van de Statenvertaling in moderne spelling was. In deze uitgave uit het begin der negentiende eeuw was ,,wijf” voor het eerst veranderd in ,,vrouw”. Sedertdien hebben vrijwel alle uitgaven der Statenvertaling dit voorbeeld gevolgd.

,,Pissen” daarentegen is pas aan het einde van de negentiende eeuw uit sommige uitgaven van den Statenbijbel verwijderd. Zoo stond er in 1 Samuël 25:22 oorspronkelijk: ,,Zoo doe God aan de vijanden van David, en zoo doe Hij daartoe, indien ik van allen, die hij heeft, tot morgen overig late, die aan den wand pist.” Het moge duidelijk zijn dat dit oorlogstaal is. David geeft aan dat hij al zijne vijanden uit het kamp van Nabal zal uitroeien. Eene zekere grofheid is eigen aan oorlogstaal en misstaat dus heelemaal niet in de Nederlandsche vertaling. Aan het einde van de negentiende eeuw werd ,,pissen” in sommige uitgaven veranderd in ,,dat mannelijk is”. 1 Samuël 25:22 kwam dan te luiden: ,,Zoo doe God aan de vijanden van David, en zoo doe Hij daartoe, indien ik van allen, die hij heeft, tot morgen overig late, dat mannelijk is.” ,,Dat mannelijk is” heeft niet dezelfde beteekenis als ,,pissen” en is daarmede eene ontoelaatbare wijziging. Overigens gingen niet alle uitgevers der Statenvertaling meê met het verwijderen van het woord ,,pissen”. Met name de oude Statenbijbeluitgaven van het Nederlandsche Bijbelgenootschap en de hedendaagsche van Jongbloed hebben voor de verandering in ,,dat mannelijk is” gekozen, terwijl het Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap en de Nederlandsche Bijbelcompagnie ,,pissen” nooit verwijderd hebben. En voor zoo ver ik weet hebben de kantteekeningenbijbels altijd ,,pissen” laten staan. De Gereformeerde Bijbelstichting heeft in de twintigste eeuw ,,pissen” veranderd in ,,wateren”, dus ,,die aan den wand watert”, wat uiteraard eene minder ingrijpende wijziging is dan ,,dat mannelijk is”. Maar, laten we niet vergeten dat dit oorlogstaal is en dat grofheid meer dan gepast is voor oorlogstaal. ,,Dat mannelijk is” heeft gewoon eene andere beteekenis dan ,,die aan den wand pist” en is daarom eene laakbare wijziging. Aan de andere kant klinkt ,,die aan den wand watert” zóó verwijfd, dat ik mij afvraag of dit nog wel de strijdlustige lading van Davids uitspraak dekt. Ik kan me toch moeilijk voorstellen dat een ruige soldaat in de barakken spreekt van ,,ik ga even wateren”. ,,Pissen” is daarom juist eene uitstekende vertaling. Het is jammer dat er vandaag den dag geen enkele nieuwe uitgave der Statenvertaling te koop is waarin nog ,,pissen” staat. En dat is des te vreemder als ge u bedenkt dat de uitgaven van de Engelsche Bijbelvertaling van Koning Jakobus, de King James Version, nog steeds zonder uitzondering ,,pisseth” gebruiken. Zoo staat er: (1 Samuel 25:22) ,,So and more also do God unto the enemies of David, if I leave of all that [pertain] to him by the morning light any that pisseth against the wall.” Overigens gebruikte ook Luther oorspronkelijk het woord ,,pissen”, maar is dat woord evenals bij ons later verwijderd.

Ik was in de veronderstelling dat men in de uitgaven der Statenvertaling enkel ,,wijf” en ,,pissen” had veranderd, toen ik weêr een woord tegenkwam dat men had ,,gekuischt”, namelijk: ,,kop”. Er staat in Obadja 1:15: ,,Want de dag des HEEREN is nabij, over al de Heidenen; gelijk als gij gedaan hebt, zal u gedaan worden; uwe vergelding zal op uwen kop wederkeeren.Net zooals ,,wijf” is het woord ,,kop” al in de eerste Statenbijbeluitgave in moderne spelling uit 1834 van Cats en Van Hengel in ,,hoofd” veranderd. En sedertdien hebben vrijwel alle uitgevers dit voorbeeld gevolgd. (Overigens niet op alle plaatsen: de slang in Genesis 3:15 bijvoorbeeld heeft men geen hoofd gegeven, zij heeft nog steeds eenen kop.) Maar waarom eigenlijk deze verandering? Is ,,kop” niet nog steeds een woord dat men in woede uit? ,,Iemand op zijn’ kop geven?” Menschen zouden u niet eens begrijpen als gij zoudt zeggen: ,,ik ga hem op zijn hoofd geven.” Dus is deze wijziging in de Statenvertaling eigenlijk wel te verdedigen? En waar gaat dit eindigen? Moeten wij ,,zweet” in Genesis 3:19 ook in ,,transpiratie” gaan veranderen, omdat een Latijnsch woord volgens sommigen zooveel beschaafder is dan de taal die God ons als moedertaal geschonken heeft? Moeten wij ,,hel” ook uit den Bijbel gaan verwijderen, zooals de moderne Bijbelverbasteringen inderdaad doen, omdat de hel zoo pijnlijk is voor de goddeloozen? Moeten wij ,,geil” gaan verwijderen uit Jeremia 50:11? Mogen we met Hosea 4:14 niet meer spreken van ,,snoode hoeren”, maar moeten wij het net als de goddeloozen hebben over ,,gezelschapsdames”? Moeten wij ,,drekgodennetjes ,,groote boodschapgoden” gaan noemen? Gij ziet dat dit gevaarlijk dicht bij het veranderen van de beteekenis en de strekking van het Woord van God komt. Walgelijke zaken moeten benoemd kunnen worden, ten einde te bestraffen. Als wij de walgelijkheid der zonde gaan verzwakken met allerlei verwijfde lieve woordjes, dan verzwakken wij daarmeê den ernst der zonde, terwijl de Bijbel in Romeinen 6:23 zegt: ,,de bezoldiging der zonde is de dood”! Dit is geene zaak om lichtzinnig meê om te gaan. Ligt aan dit kuischen van den Statenbijbel niet eene volstrekt verkeerde denkwijze ten grondslag? De Bijbel waarschuwt in 2 Timotheüs 4:3-4: ,,Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar ketelachtig [dat is, kietelachtig] zijnde van gehoor, zullen zij zichzelven leeraars opgaderen naar hunne eigene begeerlijkheden; 4 En zullen [hun] gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich keeren tot fabelen.Net zooals men jeukenden uitslag aan de ooren krijgt van de gezonde leer, zoo kan men ook de taal der Statenvertaling niet meer verdragen. Men kan woorden als ,,wijf” niet meer aanhooren! Dit komt niet voort uit liefde tot God en Zijn grootste geschenk aan Nederland ooit: den Statenbijbel. Neen, deze valsche schaamte komt voort uit liefde voor de wereld. Men wil dien ouden Bijbel niet onbeschaafd doen klinken in de ooren der eigentijdsche goddeloozen en zondaars, dáár is men meê bezig. Want de ware liefhebbers van de Statenvertaling zouden nooit aanstoot nemen aan de woorden die zij van oudsher bevat. En wie nemen er wel aanstoot aan? Vleeschelijke menschen. Wereldgezinden. Maar wat zegt de Bijbel in 1 Johannes 2:15? ,,Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zoo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem.

Van alle wijzigingen die in den Statenbijbel hebben plaatsgevonden is het veranderen van woorden als ,,wijf”, ,,pissen” en ,,kop” daarom wel de meest twijfelachtige. Want wie weet nou niet wat ,,wijf” en ,,pissen” beteekent? En hebben dieren niet nog steeds eenen ,,kop”? Dit zijn woorden die nog steeds tot de dagelijksche spreektaal behooren! Waarom zouden zij dan verwijderd moeten worden? En bovenal: kunnen wij deze wijzigingen wel verantwoorden op grond van den Bijbel? Wat zegt de Heilige Schrift hierover eigenlijk? Jezus deed eene onverbloemde uitspraak over de schaamte om zijn Woord. Hij zeide, Markus 8:38: ,,Want zoo wie zich Mijns en Mijner woorden zal geschaamd hebben, in dit overspelig en zondig geslacht, diens zal de Zoon des menschen Zich ook schamen, wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid Zijns Vaders, met de heilige engelen.” Onze Heere Jezus heeft het over de schaamte om bekend te staan als een liefhebber van het Woord van God, schaamte om door bekenden of vreemden met eenen Bijbel gezien te worden, schaamte voor de strekking en beteekenis van de geboden Gods voor een overspelig en zondig geslacht. Maar is het gezien deze uitspraak des Heeren wel zoo gepast om nog steeds veelgebezigde woorden als ,,wijf”, ,,pissen” en ,,kop” te gaan veranderen in gekuischte woorden, al hebben die eene gelijke beteekenis? Want de achterliggende gedachte is eveneens schaamte, valsche schaamte voor de taal van den Statenbijbel. Maar de Statenvertaling is een geschenk van God en de Heere heeft ons de Statenvertaling gegeven mét woorden als ,,wijf”, ,,pissen” en ,,kop”. In dien zin behooren deze woorden tot het Woord van God in het Nederlandsch. Daarom is schaamte voor de taal der Statenvertaling eene schande! Deze woorden hadden nooit veranderd mogen worden. Het had bij het oude moeten blijven. Zooals het geschreven is in Jeremia 6:16: ,,Zoo zegt de HEERE: Staat op de wegen en ziet toe, en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin, zoo zult gij rust vinden voor uwe ziel; maar zij zeggen: Wij zullen [daarin] niet wandelen.” En elke ware liefhebber van den Statenbijbel wil dat het bij het oude blijft. Wij willen geene moderne vertaling, wij willen de oude vertaling. Wij willen de Statenvertaling.

Kijk ook naar mijn’ andere filmpjes over het ware evangelie van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. En vergeet niet te abonneeren op mijn kanaal, dat naar het kortste vers uit den Bijbel, Johannes 11:35, genaamd is: ,,Jezus Weende’’.