Het
Christendom is niet gegrond op mondeling overgeleverde fabelen. Het
Christendom is een geopenbaarde godsdienst, want de Heere God
Almachtig heeft zich aan de menschheid geopenbaard in zijn Woord: de
Heilige Schriftuur. Hoe is deze openbaring tot stand gekomen? De
Bijbel zegt:
2
Petrus 1:21 Want de profetie is voortijds niet voortgebracht
door den wil eens menschen, maar de heilige menschen
Gods, van den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken.
De
Bijbel is dus geen verdichtsel des menschen. Het Woord van God is niet mondeling overgeleverd. De Heilige
Schriftuur is geene verzameling van geruchten die na eeuwen werden
opgeschreven. De Heere God openbaarde zijn Woord aan den mensch door
zijne dienaars, de profeten. En toen de profeten het Woord van God
verkondigden zijn hunne woorden altijd onmiddellijk opgeschreven. In
het Bijbelboek Jeremia staat nauwkeurig omschreven hoe dat toen is
gegaan.
Jeremia
36:1 Het gebeurde ook in het vierde jaar van Jojakim, den zoon
van Josia, den koning van Juda, [dat] dit
woord tot Jeremia geschiedde van den HEERE, zeggende:
Jeremia
36:2 Neem u eene rol des boeks, en schrijf
daarop al de woorden, die Ik tot u gesproken heb, over Israël, en
over Juda, en over al de volken, van den dag aan, [dat]
Ik tot u gesproken heb, van de dagen van Josia aan, tot op dezen dag.
Jeremia
36:3 Misschien zullen die van het huis van Juda hooren al het
kwaad, dat Ik hun gedenk te doen; opdat zij zich bekeeren, een
iegelijk van zijnen boozen weg, en Ik hunne
ongerechtigheid en hunne zonde vergeve.
Jeremia
36:4 Toen riep Jeremia Baruch, den zoon van Nerija; en Baruch
schreef uit den mond van Jeremia alle woorden des HEEREN, die Hij tot
hem gesproken had, op eene rol des boeks.
De
Koning van Juda had niet gedaan wat goed was in de oogen des Heeren.
God openbaarde aan Jeremia daarom het komende oordeel over Israël en
Juda in het bijzonder. De profeet Jeremia gaf den schrijver Baruch in
de pen wat hij moest schrijven, namelijk al deze woorden des Heeren.
Toen zond Jeremia Baruch naar den tempel in Jeruzalem om de woorden
uit het boek openlijk voor te lezen. Want God heeft zijnen Bijbel
niet geopenbaard om verborgen te houden. Het woord ,openbaring’
zegt het al: zij is eene openbaring, niet eene verborgenheid. De
geschiedenis vervolgt:
Jeremia
36:8 En Baruch, de zoon van Nerija, deed naar alles, wat hem
de profeet Jeremia geboden had, lezende in dat boek de woorden des
HEEREN, [in] het huis des HEEREN.
Jeremia
36:9 Want het geschiedde in het vijfde jaar van Jojakim, den
zoon van Josia, den koning van Juda, in de negende maand, [dat]
zij een vasten voor des HEEREN aangezicht uitriepen, allen volke te
Jeruzalem, mitsgaders allen volke, die uit de steden van Juda te
Jeruzalem kwamen.
Jeremia
36:10 Zoo las Baruch in dat boek de woorden van Jeremia [in]
des HEEREN huis, in de kamer van Gemarja, den zoon van Safan, den
schrijver, in het bovenste voorhof, [aan]
de deur der nieuwe poort van het huis des HEEREN, voor de ooren des
ganschen volks.
[josia]
Het gansche volk van Israël hoorde de profetie van Jeremia die
geschreven was in het boek. En zij verschrikten over de komende
bestraffing des Heeren over Israël vanwege hunne goddeloosheid. Het
kwam ook ter oore der regeering en men vond dat de koning, die
blijkbaar niet bij den tempel des Heeren aanwezig was, het ook moest
hooren.
Jeremia
36:16 En het geschiedde, als zij al de woorden hoorden, [dat]
zij verschrikten, de een tegen den ander; en zij zeiden tot Baruch:
Voorzeker zullen wij al deze woorden den koning bekend
maken.
Jeremia
36:17 En zij vraagden Baruch, zeggende: Verklaar ons toch, hoe
hebt gij al deze woorden uit zijnen mond geschreven?
Jeremia
36:18 En Baruch zeide tot hen: Uit zijnen mond
las hij tot mij al deze woorden, en ik schreef ze met inkt in dit
boek.
[boekrollen]
Op deze wijze heeft God dus den Bijbel aan de wereld geopenbaard: de
profeten zeiden het Woord des Heeren en de schrijvers schreven het
ter plekke op, met inkt in een boek.
Jeremia
36:19 Toen zeiden de vorsten tot Baruch: Ga henen, verberg u,
gij en Jeremia; en niemand wete, waar gijlieden zijt.
Jeremia
36:20 Zij dan gingen in tot den koning in het
voorhof; maar de rol leiden zij weg in de kamer van Elisama, den
schrijver; en zij verklaarden al die woorden voor de ooren des
konings.
Jeremia
en zijn schrijver Baruch moesten zich verbergen, omdat zij wel
aanvoelden, dat de koning zijne bestraffing in het Woord des Heeren
niet graag hooren wilde.
Johannes
3:20 Want een iegelijk, die kwaad doet, haat het licht, en
komt tot het licht niet, opdat zijne werken niet bestraft worden.
Daarom
is de Bijbel het meest gehate boek ter wereld. Zelfs in Nederland
gaan tegenwoordig stemmen op om den Bijbel te verbieden.
Maar er is niets nieuws onder de zon: ook voor en tijdens den
Tachtigjarigen Oorlog, die van 1568 tot 1648 duurde, werden menschen
op den brandstapel geworpen om zoogenaamde misdaden als het bezitten
van den Bijbel. Bijvoorbeeld William Tyndale, die in 1536 hier in de
Nederlanden op den brandstapel werd gegooid omdat hij net als Luther
eene Engelsche Bijbelvertaling op grond van den Griekschen
Bijbeltekst van Erasmus had gemaakt.
Gij kunt over
deze Christelijke martelaren lezen in het beroemde boek met den naam
,,Historie der martelaren, die om de getuigenis der evangelische
waarheid hun bloed gestort hebben’’. De tachtigjarige
vrijheidsstrijd der Nederlanden was dan ook een strijd voor de
vrijheid om eenen Godsdienst te belijden naar het waarachtige Woord
van God. Te midden van den Tachtigjarigen Oorlog werd in 1618 en 1619
besloten tot het maken van den Statenbijbel, die nog tijdens den
oorlog, in 1637, werd uitgegeven.
De
regeering van Juda beantwoordde het Woord van God ook met vuur. De
geschiedenis vervolgt namelijk:
Jeremia
36:21 Toen zond de koning Jehudi, om de rol te halen; en hij
haalde ze uit de kamer van Elisama, den schrijver; en Jehudi las ze
voor de ooren des konings, en voor de ooren van al de
vorsten, die omtrent den koning stonden.
Jeremia
36:22 (De koning nu zat [in]
het winterhuis, in de negende maand; en er was [een
vuur] voor zijn aangezicht op den haard aangestoken.)
Jeremia
36:23 En het geschiedde, als Jehudi drie stukken, of vier
gelezen had, versneed hij ze met een schrijfmes, en wierp ze in het
vuur, dat op den haard was, totdat de gansche rol verteerd was in het
vuur, dat op den haard was.
Jeremia
36:24 En zij verschrikten niet, en scheurden hunne kleederen
niet, de koning noch al zijne knechten, die al deze
woorden gehoord hadden.
Jeremia
36:25 Hoewel ook Elnathan, en Delaja, en Gemarja bij den
koning daarvoor spraken, dat hij de rol niet zou
verbranden; doch hij hoorde niet naar hen.
Jeremia
36:26 Daartoe gebood de koning aan Jerahmeël,
den zoon van Hammelech, en Zeraja, den zoon van Azriël, en Selemja,
den zoon van Abdeël, om den schrijver Baruch en den profeet Jeremia
te vangen. Maar de HEERE had hen verborgen.
De schrijver van den koning van Juda heeft het Bijbelboek met
medeweten van den koning verbrandt, om zoo den Koning der koningen,
onzen Heere Jezus Christus, openlijk te hoonen! Maar is het
Bijbelboek van Jeremia toen voor altijd verloren gegaan? Geenszins.
Want de Heere heeft gesproken:
Psalm 12:7 De redenen des HEEREN zijn
reine redenen, zilver, gelouterd in eenen aarden smeltkroes,
gezuiverd zevenmaal.
Psalm 12:8 Gij, HEERE, zult ze bewaren,
Gij zult ze behoeden voor dit geslacht tot in eeuwigheid.
Als
er één boek is dat de duivel en zijne zonen zouden willen uitdelgen
van de aarde, dan is het de Bijbel. En
toch is de Bijbel het meest gedrukte, gelezen en verspreide boek ter
wereld. Want
God heeft beloofd om zijn Woord te bewaren tot in eeuwigheid. En
God komt zijne belofte na. Want
het boek van Jeremia is niet verloren gegaan, het is tot op den dag
van vandaag bij ons.
Want
deze
Bijbelsche
geschiedenis vervolgt:
Jeremia
36:27 Toen geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, nadat de
koning de rol en de woorden, die Baruch geschreven had
uit den mond van Jeremia, verbrand had, zeggende:
Jeremia
36:28 Neem u weder eene andere rol, en schrijf
daarop al de eerste woorden, die geweest zijn op de eerste rol, die
Jojakim, de koning van Juda, verbrand heeft.
Jeremia
36:29 En tot Jojakim, den koning van Juda, zult gij zeggen:
Zoo zegt de HEERE: Gij hebt deze rol verbrand, zeggende: Waarom hebt
gij daarop geschreven, zeggende: De koning van Babel zal zekerlijk
komen, en dit land verderven, en maken, dat mensch en beest daarin
ophouden?
Jeremia
36:30 Daarom zegt de HEERE alzoo van Jojakim, den koning van
Juda: Hij zal geenen hebben, die op Davids troon zitte;
en zijn dood lichaam zal weggeworpen zijn, des daags in de hitte, en
des nachts in de vorst.
Jeremia
36:31 En Ik zal over hem, en over zijn zaad, en over zijne
knechten hunlieder ongerechtigheid bezoeken; en Ik zal over hen, en
over de inwoners van Jeruzalem, en over de mannen van Juda, al het
kwaad brengen, dat Ik tot hen gesproken heb; maar zij hebben niet
gehoord.
Jeremia
36:32 Jeremia dan nam eene andere rol, en gaf ze
aan den schrijver Baruch, den zoon van Nerija; die schreef daarop,
uit den mond van Jeremia, al de woorden des boeks, dat Jojakim, de
koning van Juda, met vuur verbrand had; en tot dezelve werden nog
vele dergelijke woorden toegedaan.
Aldus
is de Heilige Schriftuur op schrift gesteld. Dus
laat het duidelijk zijn: de Bijbel is nooit een zeldzaam boek
geweest. Zooals de Bijbel nu het meest gedrukte en gelezen boek ter
wereld is, zoo is het altijd geweest.
Handelingen 15:21 Want Mozes heeft er
van oude tijden in elke stad, die hem prediken, en hij wordt op elken
sabbat in de synagogen gelezen.
In elke stad van de wereld, van de oudste tijden
af, wordt de Bijbel gelezen. [ballingschap] In
de zesde eeuw voor Christus werden de Joden door God gestraft en
werden zij gevankelijk weggevoerd naar Babylonië. Dit noemt men de
Babylonische ballingschap. Sinds dien tijd zijn de Joden verspreid
geworden over de geheele toenmalige beschaafde wereld, van Europa tot
Azië en Noord-Afrika. Dus van oude tijden af zijn er in elke stad
van de beschaafde wereld menschen geweest die de geschriften van
Mozes predikten en hij werd aldaar in elke synagoge gelezen. [kaart]
Dat beteekent dat reeds eeuwen voor de komst van Christus op aarde
vele honderden steden in Europa, Afrika en Azië een afschrift van
het Oude Testament hadden. Het is dus niet zoo dat er eeuwenlang
slechts een enkel handschrift van den Bijbel zoude zijn geweest.
Integendeel, er zijn van de allervroegste tijden af al honderden en
honderden afschriften van den Bijbel in de geheele bekende wereld in
gebruik geweest. Want het was de bedoeling van God dat zijne
openbaring door de geheele wereld bekend zoude worden. Hij zegt:
Jesaja 45:19 Ik heb niet in het
verborgene gesproken, in eene donkere plaats der aarde; Ik heb tot
het zaad van Jakob niet gezegd: Zoekt Mij te vergeefs; Ik ben de
HEERE, Die gerechtigheid spreekt, Die rechtmatige dingen verkondigt.
Het is altijd de bedoeling geweest dat de geheele
wereld de Goddelijke openbaring zoude hooren. God heeft bijvoorbeeld
altijd aan de heidensche wereld verkondigd dat hunne afgoden niets
waren.
Jesaja 45:20 Verzamelt u, en komt,
treedt hier toe samen, gijlieden, die van de heidenen ontkomen zijt!
Zij weten niets, die hunne houten gesneden beelden dragen, en eenen
god aanbidden, [die] niet verlossen kan.
Jesaja 45:21 Verkondigt en treedt hier
toe, ja, beraadslaagt samen: wie heeft dat laten hooren van ouds her?
Wie heeft dat van toen af verkondigd? Ben Ik het niet, de HEERE? en
er is geen God meer behalve Mij, een rechtvaardig God, en een
Heiland, niemand is er dan Ik.
God heeft zijn
woord van ouds her laten hooren. Hij heeft zijn Woord nooit verborgen
gehouden: de Bijbel is van de vroegste tijden af door de geheele
wereld verspreid geweest.
Jesaja 45:22 Wendt U naar Mij toe; wordt
behouden, alle gij einden der aarde! want Ik ben God, en niemand
meer.
Jesaja 45:23
Ik heb gezworen bij Mijzelven, er is een woord der
gerechtigheid uit Mijnen mond gegaan, en het zal niet wederkeeren:
dat Mij alle knie zal gebogen worden, alle tong [Mij] zal zweren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten