woensdag 16 maart 2022

De verzoening door het geloof

Het evangelie draait om de begrippen geloof, verzoening en vergeving. Maar wat beteekenen deze begrippen en hoe verhouden zij zich tot elkander? Paulus schreef dat Jezus degene is


Romeinen 3:25 Welken God voorgesteld heeft [tot] eene verzoening [namelijk, voor onze zonden], door het geloof in Zijn bloed [dat Jezus vergoten heeft als verzoening voor onze zonden], tot eene betooning van Zijne rechtvaardigheid [door als rechtvaardige de straf der onrechtvaardigen te ondergaan], door de vergeving der zonden, die te voren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods [dewijl God alle recht had om u terstond te straffen voor uwe zonden, maar lankmoedig met u is geweest, in de hoop dat Hij u behouden kon];


Laten we beginnen met het geloof. Zonder geloof is er geene zaligheid.


Efeze 2:8 Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave: 9 Niet uit de werken, opdat niemand roeme.


Gij hebt gezondigd in uw leven. Gij zijt een zondaar. Maar God heeft genade met u gehad. Indien gij gelooft in onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus, dan zult gij niet verloren gaan, maar zalig worden. Gij zult het eeuwige leven in het paradijs hebben. En deze eeuwige zaligheid is niet te danken aan iets dat gij gedaan hebt, maar is een geschenk van God aan u.


Johannes 3:16 Want alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eeniggeboren’ Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.


Wij hebben niets aan God gegeven, neen, God heeft Zijnen zoon aan ons gegeven, opdat een iegelijk die in Jezus gelooft, het eeuwige leven hebbe. Zonder Jezus geene zaligheid. God heeft den weg des geloofs voor ons geopend, wij hebben dezen weg niet zelven gebaand. De zaligheid die door het geloof te verkrijgen is, is eene gave Gods aan de menschheid. Gij kunt deze zaligheid niet verdienen. Het is niet mogelijk om door goede daden uwe slechte daden uit te wisschen. Maar indien gij gelooft, dan wordt uw geloof u gerekend tot rechtvaardigheid.


Romeinen 4:5 Doch dengene, die niet werkt, maar gelooft in Hem, die den goddelooze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid.


Maar nu is de vraag: hoe kan het dat de mensch door geene enkele handeling van hemzelven zalig kan worden, behalve door te gelooven? Waarom wordt een mensch niet rechtvaardig door welke daad dan ook, zelfs niet door een groot werk, als bijvoorbeeld zijn gansche vermogen aan de armen te geven, maar wordt hij wel zalig door eenvoudigweg te gelooven? Of is geloof soms geene handeling van onszelven? Wat zegt het Woord van God?


Handelingen 16:30 En hen buiten gebracht hebbende, zeide hij: [Lieve] heeren! wat moet ik doen, opdat ik zalig worde? 31 En zij zeiden: Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis.

Markus 10:52a En Jezus zeide tot hem: Ga heen, uw geloof heeft u behouden.


Dus wat moet gij doen, ten einde zalig te worden? Gelooven in den Heere Jezus. Want uw geloof zal u behouden. Het Woord van God laat er dus geenen twijfel over bestaan dat het zaligmakend geloof eene handeling van den mensch zelven is. Dat gij niet zalig kunt worden door uwe eigene goede daden is goed te verklaren, gij wordt immers niet gestraft voor uwe goede daden, maar voor uwe slechte.


Ezechiël 18:24 Maar als de rechtvaardige zich afkeert van zijne gerechtigheid, en onrecht doet, doende naar al de gruwelen, die de goddelooze doet, zou die leven? Al zijne gerechtigheden, die hij gedaan heeft, zullen niet gedacht worden; in zijne overtreding, waardoor hij overtreden heeft, en in zijne zonde, die hij gezondigd heeft, in die zal hij sterven.


Ook het geloof is eene handeling van den mensch zelven. Waarom wordt men dan door geene enkele goede daad behouden dan door te gelooven in Jezus? Waarin verschilt het geloof van elke andere daad, dat wij bij uitsluiting door hetzelve zalig kunnen worden? Om dit te begrijpen moeten wij heelemaal terugkeeren naar den beginne. In den beginne heeft God ons geschapen. Wij danken ons bestaan en ons voortleven dus aan God en aan God alleen.


Handelingen 17:28 Want in Hem leven wij, en bewegen ons, en zijn wij; gelijk ook eenige van uwe poëten [dat is, dichters] gezegd hebben: Want wij zijn ook Zijn geslacht.


,Geslacht’ beteekent hier nakomelingschap of familie, zooals men ook spreekt van een ,oud adellijk geslacht’. Wij danken dus ons heele leven in elk mogelijk opzicht aan den Heere. Maar ondanks dat God ons geschapen heeft en in Hem het leven is gaan wij toch allemaal dood. Hoe kan dit? De Bijbel zegt:


Jesaja 59:1 Ziet, de hand des HEEREN is niet verkort, dat zij niet zou kunnen verlossen; en Zijn oor is niet zwaar geworden, dat het niet zou kunnen hooren. 2 Maar uwe ongerechtigheden maken eene scheiding tusschen ulieden en tusschen uwen God, en uwe zonden verbergen het aangezicht van ulieden, dat Hij niet hoort.


Onze zonden hebben ons afgesneden van het leven dat in God is. God is heilig, wij zijn zondaren. Doordat wij door de zonde onrein geworden zijn, kan God, die zuiver heilig is, ons niet meer bereiken om ons het leven te geven. En dus zullen wij allen sterven. Maar er is eene wijze om hieraan te ontkomen. Er is eene wijze om niet meer dood te gaan, maar juist eeuwig te leven. Er is geschreven:


Romeinen 6:23 Want de bezoldiging [dat is, het loon] der zonde is de dood, maar de genadegifte Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere.


Wij verdienen het om dood te gaan, dat is de bezoldiging of het loon voor onze zonden. Maar ondanks dat wij het verdienen te sterven, wil God ons uit vrije genade, dus onverdiend, het eeuwige leven geven door Jezus Christus onzen Heere. En hoe kan dat? Omdat God in Jezus mensch is geworden.


1 Timotheüs 3:16a En buiten allen twijfel, de verborgenheid der Godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vleesch,


Omdat Jezus, die zelf nooit gezondigd heeft, de doodstraf in onze plaats heeft ondergaan voor onze zonden, zoodat wij door Hem het eeuwige leven kunnen hebben.


Filippensen 2:6 Die in de gestaltenis Gods zijnde, geenen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn, 7 Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den menschen gelijk geworden; 8 En in gedaante gevonden als een mensch, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises.


De Heere Jezus Christus heeft zich letterlijk voor ons opgeofferd. Daarom wordt hij in den Bijbel het ,lam Gods’ genoemd, verwijzend naar het lam dat onder het Oude Verbond gebruikt werd als offerdier.


Johannes 1:29 Des anderen daags zag Johannes Jezus tot zich komende, en zeide: Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt!


Door onze zonden was er eene scheiding tusschen den levenden God en den mensch ontstaan. Onze Heere Jezus Christus heeft deze scheiding ongedaan gemaakt: Jezus heeft den mensch weder met God verzoend.


1 Johannes 2:2 En Hij [dat is, Jezus] is eene verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor [de zonden] der geheele wereld.


Wij kunnen ons ook verzoenen met andere menschen. Jezus zeide bijvoorbeeld:


Mattheüs 5:23 Zoo gij dan uwe gave zult op het altaar offeren, en aldaar gedachtig wordt, dat uw broeder iets tegen u heeft; 24 Laat daar uwe gave voor het altaar, en gaat heen, verzoent u eerst met uwen broeder, en komt dan en offert uwe gave.


Verzoening gaat verder dan vergiffenis. Vergiffenis is handelen alsof het nooit gebeurd zij. Verzoening is het daadwerkelijk wegnemen van de oorzaak van eene oneenigheid of ruzie. Verzoening zorgt ervoor dat iemand geene rede meer heeft om boos op u te zijn. In Jezus is niet alleen vergiffenis, maar Hij is ook de verzoening voor onze zonden. Het is belangrijk om de reikwijdte der verzoening van Christus goed te beseffen. Weet gij nog wat we in Jesaja gelezen hebben?


Jesaja 59:1 Ziet, de hand des HEEREN is niet verkort, dat zij niet zou kunnen verlossen; en Zijn oor is niet zwaar geworden, dat het niet zou kunnen hooren.


De Heere is niet onmachtig om te verlossen. Als Hij eene verlossing aanbrengt, als Hij verzoening doet voor onze zonden, dan is dat zonder eenige beperking. God is almachtig en derhalve ook bij machte om alle zonden die ooit begaan zijn of nog begaan worden te verzoenen. Nogmaals:


1 Johannes 2:2 En Hij is eene verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor [de zonden] der geheele wereld.


Inderdaad, de zonden der geheele wereld. Dat wil zeggen, alle zonden die Adam en zijne vleeschelijke nakomelingen begaan hebben. (En ik zeg er bij dat het alleen eene verzoening voor Adam en zijn zaad is, omdat de kinderen van den duivel van de verzoening zijn uitgesloten.)


Romeinen 5:14 Maar de dood heeft geheerscht van Adam tot Mozes toe, ook over degenen, die niet gezondigd hadden in de gelijkheid der overtreding van Adam, welke een voorbeeld is desgenen, die komen zou [dat is, onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus].


Adam is in zekeren zin eene voorafschaduwing van Christus geweest, ten opzichte namelijk van den invloed dien hij over de menschheid gehad heeft. Adam heeft de zonde gebracht over de gansche menschheid, want net als onze voorvader hebben wij allen gezondigd. Christus daarentegen heeft de gansche menschheid juist verlost van de zonde.


Romeinen 5:15 Doch niet, gelijk de misdaad, alzoo is ook de genadegift; want indien, door de misdaad van éénen [namelijk Adam], velen gestorven zijn, zoo is veelmeer de genade Gods, en de gave door de genade, die daar is van éénen mensch, Jezus Christus, overvloedig geweest over velen.


Alle zonden die de nakomelingen van Adam ooit hebben begaan of ooit begaan zullen heeft Christus verzoend. Christus heeft de misdaad van Adam volkomen ongedaan gemaakt.


2 Korinthe 5:19 Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hunne zonden hun niet toerekenende; en heeft het woord der verzoening in ons gelegd.


,,Hunne zonden hun niet toerekenende...” Denk goed na over de strekking van die woorden. Gij moogt in de Heilige Schriftuur nooit over woorden heenlezen. Elk woord in het Woord van God staat daar om eene uiterst belangrijke reden. Als er staat dat de verzoening die Christus heeft aangebracht beduidt dat God de zonden der wereld hun niet meer toerekent, dan beteekent dat inderdaad dat alle zonden van alle kinderen Adams door Jezus’ verzoening vergeven zijn. Want vergeving is kwijtschelding. Als God ons onze zonden niet toerekent, dan zijn zij kwijtgescholden. Vergeven dus. In Christus zijn alle zonden van Adam en zijne nakomelingen vergeven.


Kolossensen 2:13 En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden, en [in] de voorhuid uws vleesches, mede levend gemaakt met Hem, al [uwe] misdaden u vergevende; 14 Uitgewischt hebbende het handschrift [dat is, de Wet van Mozes, die met den vinger Gods geschreven was], dat tegen ons was [dat is, de Goddelijke wet waartegen wij gezondigd hebben], in inzettingen [dat zijn, geboden en verboden] [bestaande], hetwelk, [zeg ik], eenigerwijze ons tegen was, en heeft dat uit het midden weggenomen, hetzelve [als het ware] aan het kruis genageld hebbende;


Toen wij dood waren door de zonde heeft Jezus ons al onze misdaden vergeven. Hoe? Doordat hij de Wet van Mozes, dewelke wij overtreden hebben en door dewelke wij veroordeeld waren, uitgewischt heeft, door in onze plaats aan het kruis de doodstraf voor alle zonden te ondergaan. De zonden der wereld zijn daarom reeds alle vergeven door de verzoening die Christus heeft aangebracht. Er staat in:


Romeinen 7:14 Want wij weten, dat de wet [dat is, de wet die God aan Mozes geopenbaard heeft] geestelijk is, maar ik ben vleeschelijk, verkocht onder de zonde.


Wij waren allen verkocht onder de zonde, wij waren allen Gode de boete voor de zonde schuldig, maar Jezus is het rantsoen, dat is het losgeld voor de zonde van alle kinderen Adams.


1 Timotheüs 2:5 Want er is één God, er is ook één Middelaar Gods en der menschen, de mensch Christus Jezus; 6 Die Zichzelven gegeven heeft [tot] een rantsoen voor allen, [zijnde] het getuigenis te zijner tijd;


En deze verzoening is voor allen onvoorwaardelijk, want de verzoening is in Christus, niet in ons. De verzoening is het werk van Christus en van Hem alleen, daarom dragen onze eigene daden daar niets aan bij. Want Christus is het rantsoen, Christus is het losgeld dat ons vrijkoopt, niets en niemand anders dan Christus. Deze algemeene verzoening der menschheid met God is het Evangelie. ,Evangelie’ is een Grieksch woord dat ,goed nieuws’ of ,blijde tijding’ beteekent. En er is geene blijdere tijding dan dat alle zondaars in Christus verzoend en vergeven zijn.

En dat brengt ons tot de uiterst belangrijke vraag, die de kern van het Evangelie raakt: als alle zonden die voortkomen uit den val van Adam en zijne nakomelingen vergeven zijn, wordt dan iedereen zalig? Welnu, wat zegt het Woord des Heeren?


Handelingen 16:30 En hen buiten gebracht hebbende, zeide hij: [Lieve] heeren! wat moet ik doen, opdat ik zalig worde? 31 En zij zeiden: Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis [dat is, elk lid van zijn huisgezin zal zalig worden indien zij gelooven].


Alle zonden zijn door Christus verzoend en vergeven, maar om zálig te worden, moet men wel wat doen. En wat moet men doen ten einde zalig te worden? Men moet gelooven in den Heere Jezus Christus. Dit beteekent niets anders dan dat in Christus alle zonden verzoend en vergeven zijn, behalve één. Dit zegt Jezus dan ook duidelijk:


Markus 3:28 Voorwaar, Ik zeg u, dat al de zonden den kinderen der menschen zullen vergeven worden, en allerlei lasteringen, waarmede zij zullen gelasterd hebben; 29 Maar zoo wie gelasterd zal hebben tegen den Heiligen Geest, die heeft geene vergeving in der eeuwigheid, maar hij is schuldig des eeuwigen oordeels.


Let goed op wat daar staat. Er staat niet: alle zonden kunnen den menschen vergeven worden, neen er staat alle zonden zullen den kinderen der menschen vergeven worden. Nogmaals, alle zonden zijn in Christus verzoend en vergeven. Maar Jezus maakt eene belangrijke uitzondering op dezen hoofdregel. Er is ééne zonde die in der eeuwigheid niet vergeven kan worden. Er is dus ééne zonde die door Jezus aan het kruis niet verzoend is geworden. En welke is deze gruwelijke zonde? Zij is de beruchte zonde tegen den Heiligen Geest. Nu moet gij wel beseffen dat de Heilige Geest één is met God den Vader en God den Zoon.


1 Johannes 5:7 Want drie zijn er, die getuigen in den hemel, de Vader, het Woord [dat is Jezus, want Jezus is het vleeschgeworden Woord van God] en de Heilige Geest; en deze drie zijn één.


Toch noemt Jezus deze onvergefelijke zonde niet eene zonde tegen God in het algemeen, maar eene zonde tegen den Heiligen Geest in het bijzonder. Waarom? Omdat degenen die in Christus gelooven, en alléén zij, den Heiligen Geest zullen ontvangen.


Johannes 7:39 (En dit zeide Hij van den Geest, denwelken ontvangen zouden, die in Hem gelooven; want de Heilige Geest was nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was.)


Iemand zondigt tegen den Heiligen Geest door willens en wetens niet in Christus te gelooven. Het gaat hierbij niet om ongeloof dat voortkomt uit onbegrip of uit onbekendheid met het Evangelie, neen het gaat om lieden die heel goed weten wat zij doen als zij God verwerpen. Als iemand geloofd haddet, zoo zoudt hij den Heiligen Geest ontvangen hebben. Maar door zijn ongeloof wederstaat hij den Heiligen Geest en indien hij in zijn ongeloof volhardt, begaat hij de onvergefelijke zonde tegen den Heiligen Geest en hiervoor zal hij in der eeuwigheid geene vergiffenis ontvangen.


Handelingen 7:51 Gij hardnekkigen en onbesnedenen van hart en ooren! gij wederstaat altijd den Heiligen Geest; gelijk uwe vaders, [alzoo] ook gij.


Jezus is ons zoenoffer. Jezus is het Lam dat de zonden der wereld wegneemt. Zooals wij gelezen hebben:


Johannes 1:29 Des anderen daags zag Johannes Jezus tot zich komende, en zeide: Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt!


Indien iemand nu dit offer van Gods Zoon, het eenige offer dat de zonden verzoenen kan en verzoend heeft, indien iemand dit offer verwerpt, hoe zoudt hij dan verzoening verkrijgen voor zijne zonden? Over welk ander zoenoffer beschikt hij dan Jezus? Paulus schrijft:


Hebreën 10:26 Want zoo wij willens zondigen [namelijk door Christus opzettelijk niet in geloof aan te nemen], nadat wij de kennis der waarheid [des Evangelies] ontvangen hebben, zoo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden; 27 Maar eene schrikkelijke verwachting des oordeels, en hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden [dat is dus de hel]. 28 Als iemand de Wet van Mozes heeft teniete gedaan [namelijk door de Wet willens en wetens te overtreden daarmede God bespottelijk makende], die sterft zonder barmhartigheid, onder twee of drie getuigen: 29 Hoe veel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die den Zoon van God vertreden heeft, en het bloed des Testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en den Geest der genade [dat is een andere naam voor den Heiligen Geest] smaadheid heeft aangedaan?


De vraag hoe het kan dat de zaligheid niet uit onze werken is, maar wij toch moeten gelooven ten einde zalig te worden (wat toch ook eene daad is), berust derhalve op een verkeerd begrip der verzoening die Christus heeft aangebracht. Menschen veronderstellen dat zonden pas verzoend worden op het oogenblik dat zij in Christus gelooven, maar dat is niet zoo. Uwe zonden zijn alrede verzoend en vergeven geworden toen Jezus zijn leven voor de wereld opofferde. Dat is, alle zonden zijn verzoend, behalve één. Een waarachtig zoenoffer kan alles verzoenen, behalve de verwerping van het zoenoffer. Losgeld kan eene boete voldoen, behalve als het niet tot voldoening der boete aangewend wordt. Dus: indien wij zondigen door het Lam Gods willens af te wijzen, dan is er geen ander slachtoffer dat onze zonden kan verzoenen, en rest er niets dan eene schrikkelijke verwachting des oordeels en hitte des vuurs, zijnde de toorn Gods over de verstokte goddeloozen. Want als Christus niet voor uwe zonden gestorven is, dan moet gij zelf sterven voor uwe zonden. En dan zult gij voor eeuwig in de hel branden als vuuroffer voor den Heere, ter verzoening voor uwe zonden.

Geloof is derhalve niet iets om lichtzinnig mee om te gaan. Er hangt een prijskaartje aan ongeloof. Jezus heeft verzoening gedaan voor alle overtredingen tegen de geboden van de Wet van Mozes. Maar er blijft een gebod over. Een heilig gebod. En dat gebod is: geloof!


2 Petrus 2:21 Want het ware hun beter, dat zij den weg der gerechtigheid [namelijk Christus, die de Weg, de Waarheid en het Leven is, door denwelken wij tot den Vader komen] niet gekend hadden, dan dat zij, [dien] gekend hebbende, [weder] afkeeren van het heilige gebod [namelijk het heilige gebod om te gelooven], dat hun overgegeven was.


Iemand die nog niet van Jezus gehoord heeft is beter af dan iemand die Jezus niet wil kennen. Geloof in den Zaligmaker nu is het heilige gebod dat ieder mensch moet gehoorzamen ten einde zalig te worden.


Handelingen 10:43 Dezen geven getuigenis al de profeten, dat een iegelijk, die in Hem gelooft, vergeving der zonden ontvangen zal door Zijnen Naam [dat is, door den Heere Jezus Christus].


De Bijbel noemt de aanname van het zoenoffer, dus het geloof in den Heere Jezus Christus, ook verzoening. Paulus schrijft bijvoorbeeld:


2 Korinthe 5:18 En al deze dingen zijn uit God, die ons met Zichzelven verzoend heeft door Jezus Christus, en ons de bediening der verzoening gegeven heeft:


Dus als wij het Evangelie en dus de verzoening die in Christus is verkondigen, dan is dat alsof wij de verzoening, als het Brood des Levens, onder de menschen uitdeelen.


2 Korinthe 5:19 Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hunne zonden hun niet toerekenende; en heeft het Woord der verzoening in ons gelegd. 20 Zoo zijn wij dan gezanten van Christus wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege: laat u met God verzoenen!


Geloof is op zichzelf genomen natuurlijk niet de verzoening voor onze zonden. De verzoening voor onze zonden is er al. Christus heeft immers als Goddelijke Middelaar God met den mensch verzoend. Als wij gelooven, dan nemen wij Christus aan als zoenoffer en zijn wij gehoorzaam aan het eenige gebod welks overtreding Christus niet kon verzoenen, namelijk het gebod om in Christus te gelooven. Christus is het volmaakte zoenoffer en daarom is God toornig op degenen die Christus niet aannemen.


Johannes 3:36 Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.


Het geloof is niet de verzoening voor uwe zonden, want dat is Jezus Christus, het Lam Gods; uw geloof is wel de verzoening voor uw ongeloof. Want dat gij niet uw gansche leven met heel uw hart in Christus geloofd hebt hoef ik u niet te bewijzen. Als menschen daarentegen volharden in smadelijk ongeloof, dan verwerpen zij Christus als zoenoffer en moeten zij zelven de eeuwigdurende boete voor hun hemeltergend ongeloof ondergaan. Als menschen het heilige gebod om te gelooven willens overtreden, als zij de onvergefelijke zonde begaan door Christus te verwerpen, en zij dus opzettelijk in hunne zonden sterven, dan zijn zij gedoemd. De Bijbel noemt dat de tweede dood.


Openbaring 21:8 Maar den vreesachtigen, en ongeloovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en toovenaars, en afgodendienaars en al den leugenaars, is hun deel in den poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood.


Deze tweede dood, dit branden in de hel, is dan de verzoening voor hunne zonden. Zij hebben het heilige Lam Gods verworpen en dus moeten zij zelven tot alle eeuwigheid branden in de hel, als een vuuroffer voor den Heere. De hel is dus niet zoomaar eene straf, zij is een eeuwigdurend verzoenend vuuroffer voor de zonden der goddeloozen.


Openbaring 14:9 En een derde engel is hen gevolgd, zeggende met eene groote stem: Indien iemand het beest aanbidt en zijn beeld, en ontvangt het merkteeken [het merkteeken namelijk van den duivel] aan zijn voorhoofd, of aan zijne hand, 10 Die zal ook drinken uit den wijn des toorn Gods, die ongemengd ingeschonken is in den drinkbeker Zijns toorns; en hij zal gepijnigd worden met vuur en sulfer voor de heilige engelen en voor het Lam; 11 En de rook van hunne pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geene rust dag en nacht, die het beest aanbidden en zijn beeld, en zoo iemand het merkteeken zijns naams ontvangt.


De rook van hunne pijniging gaat op zooals de rook die onder het Oude Verbond opging van de vuuroffers. Zooals het in de Wet van Mozes geschreven was:


Exodus 29:18 Alzoo zult gij den geheelen ram aansteken op het altaar; het is een brandoffer den HEERE, tot eenen liefelijken reuk, het is een vuuroffer den HEERE.


Er is maar één offer dat onze zonden volkomen kan verzoenen en dat is het offer dat Jezus voor ons heeft gebracht door zijn heilig, onberispelijk leven voor ons te zetten.


Johannes 15:13 Niemand heeft meer liefde dan deze, dat iemand zijn leven zette voor zijne vrienden.


De eeuwige zaligheid is gelegen in de erkenning en aanname van dit offer dat voor u geofferd is, omdat dat de gehoorzaamheid is aan het heilig gebod tot geloof, welks overtreding de eenige zonde is die Christus niet kan verzoenen. De eeuwige verdoemenis is gelegen in de ontkenning en verwerping van het Lam Gods. En wie het volmaakte zoenoffer verwerpt, zal zelf een onvolmaakt offer moeten brengen. Gelooft daarom in uwen Zaligmaker den Heere Jezus Christus. Want uw geloof is de eenige voorwaarde om zalig te worden, de rest heeft Christus voor u gedaan.


Kolossensen 1:19 Want het is [des Vaders] welbehagen geweest, dat in Hem al de volheid wonen zou [dat beteekent dat in Christus als mensch al de volheid der Goddelijkheid wonen zou en Christus dus zoowel volledig God als volledig mensch is]; 20 En dat Hij [namelijk God de Vader], door Hem [namelijk God den Zoon] vrede gemaakt hebbende door het bloed Zijns kruises, door Hem, [zeg ik,] alle dingen verzoenen zou tot Zichzelven, hetzij de dingen, die op de aarde, hetzij de dingen die in de hemelen zijn. 21 En Hij heeft u, die eertijds vervreemd waart [namelijk gelijk Adam van God vervreemd waart door de zonden], en vijanden door het verstand in de booze werken, nu ook verzoend, 22 In het lichaam Zijns vleesches, door den dood, opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldiglijk voor Zich stellen: 23 Indien gij maar blijft in het geloof, gefundeerd en vast, en niet bewogen wordt van de hope des Evangelies, dat gij gehoord hebt, hetwelk gepredikt is onder al de kreature [dat is, onder al het schepsel], die onder den hemel is; van hetwelk ik Paulus een dienaar geworden ben [namelijk door het evangelie te prediken];


Indien gij maar blijft in het geloof, gefundeerd en vast, zoo zult gij zalig worden. Dat wil zeggen: niet door een verstandelijk voor kennisgeving aannemen, zonder dat gij hartelijk in den Heere Jezus gelooft, maar door het geloof, dat door de liefde werkt.


Galaten 5:6 Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis eenige kracht noch voorhuid, maar het geloof, door de liefde werkende.


Want wie overwint, die zal het eeuwige leven in het paradijs beërven.


Openbaring 2:7 Die ooren heeft, die hoore wat de Geest tot de gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van den boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is.

Openbaring 2:11 Die ooren heeft, die hoore wat de Geest tot de gemeenten zegt! Die overwint, zal van den tweeden dood niet beschadigd worden.

Openbaring 3:5 Die overwint, die zal bekleed worden met witte kleederen; en Ik zal zijnen naam geenszins uitdoen uit het boek des levens, en Ik zal zijnen naam belijden voor Mijnen Vader en voor Zijne engelen.

Openbaring 21:7 Die overwint, zal alles beërven; en Ik zal hem een God zijn, en hij zal Mij een zoon zijn.


En wie zijn het die overwinnen?


1 Johannes 5:4 Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwint, [namelijk] ons geloof. 5 Wie is het, die de wereld overwint, dan die gelooft, dat Jezus is de Zoon van God?


Kijk ook naar mijn’ andere filmpjes over het ware Evangelie van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. En vergeet niet te abonneeren op mijn kanaal, dat naar het kortste vers uit den Bijbel, Johannes 11:35, genaamd is: ,,Jezus Weende’’.

zaterdag 7 augustus 2021

Dood geloof

 

Het tegenovergestelde van zaligmakend geloof is dood geloof.

In de eerste eeuw na Christus vond er in Jeruzalem eene hevige vervolging van Christenen plaats. Vele Christenen verlieten daarop Jeruzalem en gingen het land door. Zij verkondigden op hunnen tocht het Woord des Heeren en het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus aan alle menschen. De apostel Filippus kwam aan in de stad Samaria, die ongeveer honderd kilometer ten noorden van Jeruzalem lag. Samaria was de hoofdstad van het voormalige noordelijke koninkrijk Israël. Sinds zijne afscheiding van het zuidelijke koninkrijk Juda in de tiende eeuw voor Christus had het noordelijke koninkrijk Israël zich volledig overgegeven aan de afgoderij. Toen de gansche bevolking van het noordelijke koninkrijk Israël in de zevende eeuw voor Christus voorgoed uit de geschiedenis verdween doordat zij als straf van God door de Assyriërs uit haar land verbannen werd, deden de heidenen die in hunne plaats kwamen het niet veel beter dan de oorspronkelijke bewoners van Israël. Deze heidenen worden de Samaritanen genoemd. Er staat in de Bijbelsche geschiedenissen over hen opgeteekend:

2 Koningen 17:33 Zij vreesden den HEERE, en dienden [ook] hunne goden, naar de wijze der volken, van dewelke zij [dus, de Assyriërs,] die weggevoerd hadden. 34 Tot op dezen dag toe doen die [dus, de Samaritanen] naar de eerste wijzen; zij vreezen den HEERE niet, en zij doen niet naar hunne [dat is, de Israëlische] inzettingen, en naar hunne rechten, en naar de wet, en naar het gebod, dat de HEERE geboden heeft aan de kinderen van Jakob, dien Hij den naam Israël gaf.

De Samaritanen vreesden den Heere, maar ook hunne afgoden. Zij vreesden den Heere dus in werkelijkheid niet. Jezus zeide immers:

Mattheüs 6:24 Niemand kan twee heeren dienen; want of hij zal den eenen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den eenen aanhangen en den anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon.

Er geschiedde met de Samaritanen derhalve iets dat wel vaker gezien wordt bij volkeren die naar vorm bekeerd worden, maar niet naar hart. Zij nemen den vorm van den waren Godsdienst aan, maar behouden op den achtergrond al hun duister, heidensch bijgeloof. Een der meest duistere, een der meest gruwelijke bijgeloovigheden aller heidenen is de toovenarij, die God ook wel de ,duivelskunst’ noemt. Wij kennen haar ook wel onder den vreemden naam ,magie’. De duivel heeft een doel met zijne duivelskunst. Hij wil namelijk menschen verrukken door zijne schijnbare wonderen ten einde hen weg te houden van den waren God. De toovenarij is daarom een zinnebeeld van het afdwalen van de waarheid naar de leugen. Paulus schrijft bijvoorbeeld:

Galaten 3:1 O gij uitzinnige Galaten! wie heeft u betooverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de oogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruisigd zijnde?

Paulus bedoelt hier dat hij den Galaten het evangelie zoo duidelijk heeft voorgesteld, dat het was alsof zij Jezus zelf gekend hebben toen Hij nog op aarde was. En toch waren de Galaten de waarheid niet heelemaal gehoorzaam geweest, omdat zij door verleidende geesten betooverd waren. Toovenarij laat menschen naar duivelen luisteren en daarom had God zijn volk de toovenarij streng verboden. Menschen moeten God zoeken, niet duivelen.

Leviticus 19:31 Gij zult u niet keeren tot de waarzeggers, en tot de duivelskunstenaars; zoekt hen niet, u met hen verontreinigende; Ik ben de HEERE, uw God!

Jesaja 8:19 Wanneer zij dan tot ulieden zeggen zullen: Vraagt de waarzeggers en duivelskunstenaars, die daar piepen, en binnen ‘s monds mompelen; [zoo zegt:] Zal niet een volk zijnen God vragen? zal men voor de levenden de dooden [vragen]?

In Samaria was er een toovenaar met name Simon. Zooals gezegd waren de Samaritanen half heidensch en half Godvreezend. Zij schreven de duivelskunst van Simon dan ook toe aan de kracht Gods. Er staat in de Handelingen der Apostelen opgeteekend:

Handelingen 8:9 En een zeker man, met name Simon, was tevoren in de stad plegende tooverij, en verrukkende de zinnen des volks van Samaria, zeggende van zichzelven, dat hij wat groots was: 10 Welken zij allen aanhingen, van den kleine tot den groote, zeggende: Deze is de groote kracht Gods! 11 En zij hingen hem aan, omdat hij eenen langen tijd met tooverijen hunne zinnen verrukt had.

Zij waren hun gezond verstand dus kwijtgeraakt. Want het Woord van God zijn:

Handelingen 26:25 Maar hij zeide: Ik raas niet, machtigste Festus! maar ik spreek woorden van waarheid en van een gezond verstand;

De geschiedenis van Simon den toovenaar vervolgt:

Handelingen 8:12 Maar toen zij [dat is, de Samaritanen die betooverd waren geweest] Filippus geloofden, die het Evangelie van het Koninkrijk Gods, en [van] den naam van Jezus Christus verkondigde, werden zij gedoopt, beiden, mannen en vrouwen. 13 En Simon geloofde ook zelf, en gedoopt zijnde, bleef gedurig bij Filippus; en ziende de teekenen en groote krachten, die er geschiedden, ontzette hij zich.

Simon, de toovenaar, geloofde zelf ook en hij liet zich zelfs doopen. Dit was de waterdoop, die een zinnebeeld is van den doop met den Heiligen Geest. Ik heb hier een filmpje over gemaakt dat ik u aanraad om te zien, getiteld ,,de doop met den Heiligen Geest.” De waterdoop is dus een zinnebeeld van den doop met den Heiligen Geest, maar menschen ontvangen den Heiligen Geest niet als zij met water gedoopt worden. Wanneer ontvangen menschen den Heiligen Geest dan wel? De Heilige Schriftuur zegt: als zij gelooven, dat wil zeggen: als zij tot het ware, zaligmakende geloof komen, dan zullen zij den Heiligen Geest ontvangen op het tijdstip dat God verkiest.

Johannes 7:39a (En dit zeide Hij van den Geest, Denwelken ontvangen zouden, die in Hem gelooven;

Wij hebben in mijn vorige filmpje over het zaligmakende geloof gezien dat het geloof, dat door de liefde werkt, het ware geloof is. Want iets voor kennisgeving aannemen, zooals het geloof dat de aarde rond is, heeft natuurlijk geen enkele zaligmakende kracht.

Galaten 5:6 Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis eenige kracht noch voorhuid, maar het geloof, door de liefde werkende.

Tot welk geloof was de voormalige toovenaar Simon nu gekomen? Dit is eene belangwekkende vraag. Had hij het ware zaligmakende geloof, dat door de liefde werkt, of had hij een geloof zooals men ook gelooft dat de aarde rond is? Wij zullen den Bijbel deze vraag laten beantwoorden.

Naast Filippus waren er ook nog andere apostelen. Toen de apostelen Petrus en Johannes gehoord hadden dat Samaria het Woord van God aangenomen had, kwamen zij ook naar Samaria toe. Eenmaal aangekomen baden zij God dat deze geloovige Samaritanen den Heiligen Geest ontvangen mochten. Zij legden toen als zegenend zinnebeeld de geloovigen de handen op, opdat zij den Heiligen Geest zouden ontvangen. Maar Simon legden zij niet de handen op, wetende dat hij niet waarlijk geloofde, wetende dus dat de liefde voor God niet waarlijk in hem was.

Handelingen 8:18 En als Simon zag, dat, door de oplegging van de handen der apostelen de Heilige Geest gegeven werd, zoo bood hij hun geld aan, 19 Zeggende: Geeft ook mij deze macht, opdat, zoo wien ik de handen opleg, hij den Heiligen Geest ontvange.

Simons geloof in de waarheid van het evangelie was niet gegrond op liefde, maar op nieuwsgierigheid. Simon de Toovenaar wilde de gave des Heiligen Geestes koopen zooals goochelaars het geheim van een nieuw goochelkunstje van hunne beroepsgenooten koopen. Ongetwijfeld zag Simon de kracht des Heiligen Geestes, maar hij wilde deze kracht gebruiken in de plaats van zijne oude tooverijen. Het moge duidelijk zijn dat er bij Simon sprake was van geldgierigheid, niet Godvreezendheid.

1 Timotheüs 6:10 Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad, tot welke sommigen lust hebbende zijn afgedwaald van het geloof, en hebben zichzelven met vele smarten doorstoken.

De apostel Petrus bestraft Simon den Toovenaar daarom in niet mis te verstane woorden:

Handelingen 8:20 Maar Petrus zeide tot hem: Uw geld zij met u ten verderve, omdat gij gemeend hebt, dat de gave Gods door geld verkregen wordt! 21 Gij hebt geen deel noch lot in dit Woord: want uw hart is niet recht voor God.

Simon had geen deel in het Woord Gods, zijn hart was niet recht voor God. Het geloof, door de liefde werkende, was duidelijk niet in hem. Geen man zal de vrouw die hij liefheeft trachten te winnen door haar geld te bieden om met hem te trouwen. Dat is geene liefde, noch wederliefde. Het moge duidelijk zijn dat Simon niet het ware, zaligmakende geloof had. De apostel Petrus zeide verder:

Handelingen 8:22 Bekeer u dan van deze uwe boosheid, en bid God, of misschien u deze overlegging uws harten vergeven wierde; 23 Want ik zie, dat gij zijt in eene gansch bittere gal en samenknooping der ongerechtigheid.

Wat bedoelt Petrus met deze gansch bittere gal? Bitterheid is afschuwelijk. De Bijbel spreekt in 1 Samuël 15:32 van ,,de bitterheid des doods.”

1 Samuël 15:32 Toen zeide Samuël: Breng Agag, den koning der Amalekieten, hier tot mij. Agag nu ging tot hem weeldelijk; en Agag zeide: Voorwaar, de bitterheid des doods is geweken!

Koning Agag was een gruwelijke moordenaar, die nu dacht de doodstraf te ontvlieden. Daarom zeide hij: ,,de bitterheid des doods is geweken!” De dood is bitter, derhalve is de bitterheid van gal een zinnebeeld van den dood. De bittere gal waarin deze voormalige toovenaar volgens Petrus was, geeft wel aan dat het geloof van Simon geen levend geloof was, maar gevaarlijk dicht bij het tegenovergestelde kwam: een dood geloof. Want zooals het geloof, door de liefde werkende, het ware, zaligmakende geloof is, dat het eeuwige leven in zich heeft; zoo is het geloof zonder liefde, een geloof dat geen eeuwig leven in zich heeft: het is een dood geloof. Jezus zeide:

Johannes 13:35 Hieraan zullen zij allen bekennen, dat gij Mijne discipelen zijt, zoo gij liefde hebt onder elkander.

Een waar Christen heeft een’ iegelijk hartelijk lief die Christus liefheeft. Jezus zeide dat dit een onderscheidend kenmerk is van den waren Christen, zoozeer dat zelfs de ongeloovigen zullen bekennen dat zij de discipelen van Jezus zijn, vanwege de liefde die zij onder elkander hebben. Dus als iemand zegt dat hij een Christen is, maar zijne waarachtige broeders en zusters in Christus niet hartelijk liefheeft, maar gelijk Kaïn hen veeleer haat, dan kan er geene sprake zijn van zaligmakend geloof. Jakobus is hier heel duidelijk over:

Jakobus 2:15 Indien er nu een broeder of zuster naakt zouden zijn, en gebrek zouden hebben aan dagelijksch voedsel; 16 En iemand van u tot hen zou zeggen: Gaat henen in vrede, wordt warm, en wordt verzadigd; en gijlieden zoudt hun niet geven de nooddruftigheden des lichaams, wat nuttigheid is dat? 17 Alzoo ook het geloof, indien het de werken niet heeft, is bij zichzelven dood.

Een broeder of zuster die rilt van de kou en honger wegsturen met de woordelijke zegening ,,het ga u goed” is eene onvoorstelbare wreedheid. Men zegent dan met de lippen, maar vloekt met de daden. Wat eene schijnheiligheid. En wat zeide God van het hart van zulke lieden?

Mattheüs 15:8 Dit volk genaakt Mij met hunnen mond, en eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij;

Johannes verklaart nader:

1 Johannes 3:17 Zoo wie nu het goed der wereld heeft, en ziet zijnen broeder gebrek hebben, en sluit zijn hart toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in hem?

Geloof en liefde gaan samen. Zonder liefde is uw geloof dood. En daarom stelt Jakobus de zeer rake vraag:

Jakobus 2:14 Wat nuttigheid is het, mijne broeders! indien iemand zegt, dat hij het geloof heeft, en hij heeft de werken niet? Kan dat geloof hem zaligmaken?

Het is belangrijk om te beseffen dat Jakobus hier niet spreekt van de werken der Wet, dat is de Wet van Mozes, dus de geboden van God. Niemand kan zalig worden door goede werken te verrichten. Met andere woorden: niemand kan zijne slechte daden waarmede hij tegen God gezondigd heeft ongedaan maken door zich opeens aan Gods geboden te gaan houden. Zooals Paulus leerde:

Galaten 2:16 [Doch] wetende, dat de mensch niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der Wet [dat is, de Wet van Mozes], maar door het geloof van Jezus Christus, zoo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus, en niet uit de werken der Wet; daarom dat uit de werken der Wet geen vleesch zal gerechtvaardigd worden.

Romeinen 4:5 Doch dengene, die niet werkt, maar gelooft in Hem, Die den goddelooze rechtvaardigt [dat is, Jezus Christus, die voor onze zonden aan het kruis gestorven is], wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid.

Door zich aan Gods geboden te houden kan niemand gerechtvaardigd worden van zijne slechte daden. Ik heb hier een filmpje over gemaakt getiteld ,,Wet van Mozes of geloof in Jezus?” dat ik u zeer aanraad om te zien. Wij worden alleen behouden door het verzoeningswerk dat onze Zaligmaker Jezus Christus aan het kruis voor ons verricht heeft. Het zich houden aan Gods geboden is dus niet het werk waar Jakobus het over heeft. Indien gij u over iemand ontfermt omdat gij den angst hebt anders niet zalig te worden, dan is er heelemaal geene sprake van liefde, maar van arbeid. En menschen verwachten of eischen zelfs om beloond te worden voor hunnen arbeid. Menschen verwachten hoogmoediglijk dat God hunne eigene goedheid zal beloonen met de eeuwige zaligheid. De zaligheid is dan geene vrije gift van God meer, maar eene bezoldiging voor hun harde werken. En daarmede doen zij de genade Gods teniet.

Romeinen 4:4 Nu, dengene, die werkt, wordt het loon niet toegerekend naar genade, maar naar schuld;

Galaten 2:21 Ik doe de genade Gods niet teniete; want indien de rechtvaardigheid door de Wet [dat is, de Wet van Mozes] is, zoo is dan Christus tevergeefs gestorven.

Als menschen door hunne goede werken hunne zonden konden uitwisschen, dan had Jezus heelemaal niet voor onze zonden aan het kruis hoeven te sterven. De werken waar Jakobus het over heeft zijn dan ook niet de werken der wet, maar de werken der liefde. Nogmaals:

Jakobus 2:14 Wat nuttigheid is het, mijne broeders! indien iemand zegt, dat hij het geloof heeft, en hij heeft de werken niet? Kan dat geloof hem zaligmaken? 15 Indien er nu een broeder of zuster naakt zouden zijn, en gebrek zouden hebben aan dagelijksch voedsel; 16 En iemand van u tot hen zou zeggen: Gaat henen in vrede, wordt warm, en wordt verzadigd; en gijlieden zoudt hun niet geven de nooddruftigheden des lichaams, wat nuttigheid is dat? 17 Alzoo ook het geloof, indien het de werken niet heeft, is bij zichzelven dood.

Blijkbaar doen sommige menschen uitsluitend iets goeds als ze er rijkelijk voor beloond worden, maar men kan ook iets belangeloos doen, uit liefde. Jakobus zegt niet dat gij allerlei werken van liefdadigheid zoudt moeten doen om uwe zaligheid te verdienen. Hij zegt dat als God u in aanraking brengt met eenen broeder of zuster, die ernstig lijdt maar dien gij kunt helpen met de zegeningen waarmede God u gezegend heeft, maar gij uwen naaste niet helpt, en in plaats van liefde juist wreedheid jegens uwen naaste betoont, dat de liefde van God dan niet in u kan zijn. Gij kunt het zaligmakend geloof dan niet hebben, dat immers door de liefde werkt. Omdat het waarachtige geloof voortkomt uit liefde, kan dit geloof niet bestaan zonder liefde. En liefde tot God kan niet bestaan zonder liefde tot uwen naaste. Daarom is de arbeid der liefde een onderscheidend kenmerk van het ware, zaligmakende geloof. Paulus zeide:

Hebreën 6:10 Want God is niet onrechtvaardig, dat Hij uw werk zou vergeten, en den arbeid der liefde, die gij aan Zijnen naam bewezen hebt, als die de heiligen gediend hebt en [nog] dient.

Zonder liefde is er sprake van dood geloof en de dood is het tegenovergestelde van het leven dat in God is. De Heere zegt:

Spreuken 8:36 Maar die [tegen] Mij zondigt, doet zijne ziel geweld aan; allen, die Mij haten, hebben den dood lief.

Want waar komt de dood vandaan? Waarom gaan wij dood? Wij gaan allen dood doordat wij allen tegen God gezondigd hebben.

Romeinen 6:23a Want de bezoldiging der zonde is de dood,

De duivel heeft den dood over de menschheid gebracht door Adam en Eva te verleiden, ik zoude bijna zeggen door hen met zijne leugens te betooveren, om tegen God te zondigen door van de verbodene vrucht te eten. De dood is het werk des Satans. De dood is in den duivel, het leven is in God. Maar dit is de blijde tijding, dit is het evangelie: namelijk dat onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus het werk van den duivel verbroken heeft.

Hebreën 2:14 Overmits dan de kinderen des vleesches en bloeds deelachtig zijn, zoo is Hij [dat is, Jezus] ook desgelijks derzelve deelachtig geworden [God is dus mensch geworden], opdat Hij door den dood teniete doen zou dengene, die het geweld des doods had, dat is, den duivel, 15 En verlossen zou al degenen, die met vreeze des doods, door al [hun] leven, der dienstbaarheid onderworpen waren.

1 Johannes 3:8 Die de zonde doet, is uit den duivel; want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou.

Laat er dus geen misverstand over bestaan: als Jakobus het over dood geloof heeft, dan is dat het tegenovergestelde van het zaligmakend geloof. De dood is onrein, een dood geloof is een onrein geloof. De dood is het werk des duivels, dus dood geloof is een geloof dat de duivelen ook hebben. Dood geloof is dan ook het volstrekte tegenovergestelde van zaligmakend geloof.

Jakobus 2:19 Gij gelooft, dat God een éénig [God] is; gij doet wèl; de duivelen gelooven het ook, en zij sidderen. 20 Maar wilt gij weten, o ijdel mensch! dat het geloof zonder de werken dood is?

Dit beteekent geenszins dat de duivelen een geloof hebben dat gelijkt op het zaligmakend geloof van den waren Christen. Het dood geloof gelijkt wat zijne oppervlakkigheid betreft meer op het geloof dat de aarde rond is, dat is een voor kennisgeving aannemen. Dat staat er ook: zij gelooven dat er een éénig God is. Zij gelooven dus niet dat er meerdere goden zijn, gelijk de heidenen, neen, ze gelooven dat er maar één God is. Gelooven in het feit dat er één God is is natuurlijk bij lange na geen zaligmakend geloof. Nu kan er uit de verstandelijke aanname van het evangelie bij menschen nog een waar geloof des harten voortvloeien, maar werkelijk dood geloof, zooals de duivelen hebben, komt voort uit eene hardvochtige afwijzing van God en haat tegen God. Menschen met een dood geloof willen tot Christus niet komen.

Johannes 5:40 En gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben.

Het is derhalve zeker niet de bedoeling om iedereen die belijdt dat hij in Jezus gelooft bij voorbaat of om volstrekt niets beduidende redenen te beschuldigen van dood geloof. Ik wil ernstig tegen deze lastering waarschuwen. Gebruik het begrip ,dood geloof’ nooit lichtzinnig tegen menschen. Meen niet dat elk geloof dat niet het waarachtige, zaligmakende geloof des harten is, dan wel ,dood geloof’ zoude moeten zijn, want dat is eene misvatting. Als menschen bijvoorbeeld wel gelooven in het bestaan van God of de voortreffelijkheid van het evangelie, maar nog niet gelooven in Christus als Zaligmaker van hunne eigene zonden, dan is er heelemaal geene sprake van dood geloof. Zij kunnen immers nog waarlijk in den Heere Jezus gaan gelooven. Ook indien iemand bijvoorbeeld het evangelie niet begrijpt en het daarom nog niet gelooft is er geene sprake van dood geloof. Bij menschen die nimmer kennis hebben genomen van het waarachtige evangelie is er weliswaar feitelijk sprake van ongeloof, dat is ongeloof uit onwetendheid, maar niet van het hemeltergende ongeloof dat voortkomt uit eene verwerping van de liefde Gods. Zij kunnen immers nog tot geloof komen indien God wel hunne ooren en hun hart opent voor het evangelie. Er is pas sprake van dood geloof indien menschen nimmer tot Jezus zullen willen komen. Er is sprake van dood geloof indien menschen Jezus uit haat verwerpen. Dan is er waarlijk sprake van het dood geloof dat ook de duivelen hebben. Jezus sprak tot zijne haters:

Johannes 8:40 Maar nu zoekt gij Mij te dooden, eenen Mensch, Die u de waarheid gesproken heb, welke Ik van God gehoord heb. Dat deed Abraham niet.

De duivelen gelooven volstrekt niet in onzen Zaligmaker, zij willen niets met Christus van doen hebben. Dat blijkt duidelijk uit de Heilige Schriftuur:

Markus 1:23 En er was in hunne synagoge een mensch, met eenen onreinen geest, en hij riep uit, 24 Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U [te doen], Gij Jezus Nazarener! zijt Gij gekomen om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, [namelijk] de Heilige Gods.

De duivelen kennen Jezus, maar verwerpen Hem. Zij weten dat Jezus de Heilige Gods is, maar haten Hem. Hun hart houdt zich verre van Jezus. Dat is zuiver dood geloof. Indien gij het evangelie verkondigt zult gij merken dat sommige menschen gelooven dat Jezus de Zaligmaker is en de waarheid van het evangelie erkennen, maar volstrekt geene liefde tot Hem voelen. Zij haten Hem en zij haten dengene die hem verkondigt.

Johannes 3:19 En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de menschen hebben de duisternis liever gehad dan het licht: want hunne werken waren boos. 20 Want een iegelijk, die kwaad doet, haat het licht, en komt tot het licht niet, opdat zijne werken niet bestraft worden. 21 Maar die de waarheid doet, komt tot het licht, opdat zijne werken openbaar worden, dat zij in God gedaan zijn.

Johannes 15:18 Indien u de wereld haat, zoo weet, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft.

Zij willen niet alleen niets met Jezus te maken hebben, maar zij haten ook hunne naasten, vooral degenen die wel van den Heere Jezus houden. Paulus zeide:

1 Timotheüs 5:8 Doch zoo iemand de zijnen, en voornamelijk [zijne] huisgenooten, niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend, en is erger dan een ongeloovige.

Ik denk dat het verschil tusschen het levend, zaligmakend geloof en dood, verwerpend geloof heel duidelijk is. Het is mij een volstrekt raadsel waarom men doet alsof het leerstuk van het dood geloof een moeilijk leerstuk zou zijn. Het verschil tusschen levend en dood geloof is zoo duidelijk als het verschil tusschen licht en duisternis. Johannes schreef:

1 Johannes 3:10 Hierin zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels openbaar. Een iegelijk, die de rechtvaardigheid niet doet, die is niet uit God, en die zijnen broeder niet liefheeft; 11 Want dit is de verkondiging, die gij van den beginne gehoord hebt, dat wij elkander zouden liefhebben: 12 Niet gelijk Kaïn, [die] uit den booze [dat is, den duivel] was, en zijnen broeder [namelijk, Abel] doodsloeg; en om wat oorzaak sloeg hij hem dood? Omdat zijne werken boos waren, en zijns broeders rechtvaardig.

Kaïn was uit den booze. Hij was van Satan. En hij haatte zijnen broeder, omdat Abel God wel hartelijk liefhad.

1 Johannes 3:13 Verwondert u niet, mijne broeders! zoo u de wereld haat. 14 Wij weten, dat wij overgegaan zijn uit den dood in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben: die [zijnen] broeder niet liefheeft, blijft in den dood. 15 Een iegelijk, die zijnen broeder haat, is een doodslager; en gij weet, dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende.

Dit beteekent niet dat doodslag als zonde niet vergeven kan worden, wat dat kan hij wel. Moord is eene gruwelijke zonde, maar Jezus heeft aan het kruis onze zonden gedragen. Koning David heeft Uria den Hethiet gedood, maar God heeft het David vergeven.

2 Samuël 12:13 Toen zeide David tot [den profeet] Nathan: Ik heb gezondigd tegen den HEERE! En Nathan zeide tot David: De HEERE heeft ook uwe zonde weggenomen; gij zult niet sterven.

David had zijnen moord niet begaan uit haat tegen God, maar door de zonde die in hem – en in ons allen – woont. David geloofde wel degelijk in God, maar de duivel had hem kortstondig verleid om te zondigen. Omdat David Christus wel degelijk hartelijk liefhad, was het hem in Christus vergeven, zoodat hij hierom niet zoude sterven, ook al heeft God David in zijn verdere leven zeer laten boeten voor zijne afschuwelijke zonde. Maar als een doodslager als Kaïn uit haat jegens God iemand die God liefheeft doodslaat, dan komt dat zuiver voort uit eene verwerping van God en het evangelie. Dezulken willen tot Jezus niet komen ten einde het eeuwige leven te verkrijgen en zij haten degenen die wel tot Jezus willen komen.

1 Johannes 3:16 Hieraan hebben wij de liefde gekend, dat Hij Zijn leven voor ons gesteld heeft; en wij zijn schuldig voor de broeders het leven te stellen. 17 Zoo wie nu het goed der wereld heeft, en ziet zijnen broeder gebrek hebben, en sluit zijn hart toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in hem? 18 Mijne kinderkens! laat ons niet liefhebben met den woorde, noch met de tong, maar met de daad en waarheid; 19 En hieraan kennen wij, dat wij uit de waarheid zijn, en wij zullen onze harten verzekeren voor Hem.

Het is niet alleen noodig dat gij de waarheid des evangelies erkent, neen gij moet ook de liefde der waarheid aangenomen hebben, ten einde zalig te worden.

2 Thessalonicensen 2:10 En in alle verleiding der onrechtvaardigheid in degenen, die verloren gaan: daarvoor dat zij de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden.

Wij hebben gezien dat Simon, de toovenaar te Samaria, belang stelde in het evangelie. Maar wij hebben ook gezien dat het geloof van Simon gevaarlijk dicht in de buurt van een dood geloof kwam. Toch was er nog hoop voor Simon. Dit blijkt uit de woorden van den apostel Petrus tot hem:

Handelingen 8:22 Bekeer u dan van deze uwe boosheid, en bid God, of misschien u deze overlegging uws harten vergeven wierde; 23 Want ik zie, dat gij zijt in eene gansch bittere gal en samenknooping der ongerechtigheid.

Simon moest zich bekeeren van het ongeloof dat in zijn hart leefde, omdat het belang dat hij in het evangelie stelde niet voortkwam uit liefde tot God en de waarheid, maar veeleer uit geldgierigheid. In tegenstelling tot de duivelen was er voor Simon nog hoop als hij zich van zijn ongeloof zoude bekeeren. Er was nog hoop dat de ware liefde tot zijnen Zaligmaker in zijn hart zoude ontvlammen, want die hoop is er voor een’ iegelijk die belang stelt in onzen Heere Jezus.

Let wel: Petrus zeide tot Simon dat hij zelf tot God om vergeving moest bidden. Gelijk Jakobus zeide:

Jakobus 5:15 En het gebed des geloofs zal den zieke behouden, en de Heere zal hem oprichten, en zoo hij zonden gedaan zal hebben, het zal hem vergeven worden.

Toch maakte de voormalige toovenaar Simon geene aanstalten daartoe, maar vroeg den apostel Petrus onmiddellijk om voor hem te bidden, in zijne plaats.

Handelingen 8:24 Doch Simon, antwoordende, zeide: Bidt gijlieden voor mij tot den Heere, opdat niets over mij kome van hetgeen gij gezegd hebt.

De voorbidding der heiligen zal Simon echter niet helpen. Simon zoude niet plotseling liefde jegens God voelen als Petrus voor hem zoude bidden. Een gebed is juist eene uiting van de liefde die de geloovige zelf tot God voelt. De behoefte om tot God te bidden komt met andere woorden voort uit liefde voor God. Want het is niet andermans geloof dat uw geloof tot levend, zaligmakend geloof maakt, neen, het is uw eigen geloof. Kunt gij u de Samaritanen uit Sichar herinneren uit mijn vorige filmpje over het zaligmakend geloof? Die geloofden eerst het woord der vrouw die over Jezus sprak, en vervolgens gingen zij zelven naar Hem toe om Zijn Woord te hooren. Zij geloofden toen zelven in den Zaligmaker, onzen Heere Jezus Christus. Toen zij Jezus zelven geloofden, kwamen zij tot het ware, zaligmakende geloof.

Johannes 4:39 En velen der Samaritanen uit die stad geloofden in Hem, om het woord der vrouw, die getuigde: Hij heeft mij gezegd alles, wat ik gedaan heb. 42 En zeiden tot de vrouw: Wij gelooven niet meer om uws zeggens wil; want wijzelven hebben [Hem] gehoord, en weten, dat deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld.

Dat een ander iemand liefheeft beteekent niet dat gij hem ook liefhebt. Het gaat juist om uwe eigene liefde voor God. Hebt gij God lief? Paulus zeide:

2 Korinthe 13:5 Onderzoekt uzelven, of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven. Of kent gij uzelven niet, dat Jezus Christus in u is? tenzij dat gij eenigszins verwerpelijk zijt.

Want degenen die van God om hun Godslasterlijk, hemeltergend ongeloof verworpen zijn, die hebben de liefde tot Jezus niet in zich. Gelooft daarom. Want:

Johannes 3:18 Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alreede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den naam des eeniggeboren’ Zoons van God.

 



Kijk ook naar mijn’ andere filmpjes over het ware evangelie van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. En vergeet niet te abonneeren op mijn kanaal, dat naar het kortste vers uit den Bijbel, Johannes 11:35, genaamd is: ,,Jezus Weende’’.

donderdag 8 juli 2021

Wat is zaligmakend geloof?

 

Wat is zaligmakend geloof?

De vrouw uit Samaria

Jezus was eens op weg van Judea naar Galilea, waar hij opgegroeid was. De weg van Judea naar Galilea loopt door Samaria, dat ooit tot het noordelijke koninkrijk Israël behoorde. Al meer dan zes eeuwen woonden daar de Samaritanen, een volk dat niet van Abraham afstamde maar dat van heidensche afkomst was. De Joden hadden eenen afschuw van de Samaritanen, zoozeer zelfs dat zij eenen Samaritaan op ééne lijn met den duivel stelden.

Johannes 8:48 De Joden dan antwoordden en zeiden tot Hem: Zeggen wij niet wèl, dat gij een Samaritaan zijt, en den duivel hebt?

Tijdens hunnen tocht door Samaria kwam Jezus met zijne discipelen bij eene stad genaamd Sichar. Daar was eene fontein, een waterput. Toen Jezus daar nederzat om te rusten van den langen wandeltocht, kwam er eene Samaritaansche vrouw om water te putten. Hij was daar alleen, want zijne discipelen waren in de stad gegaan om eten te koopen. Jezus vroeg haar toen te drinken. De Samaritaansche vrouw was zeer verbaasd dat een Joodsche man haar iets te drinken vroeg, de Joden wilden immers niets met de Samaritanen te maken hebben. Toen maakte Jezus haar kenbaar dat hij niemand minder dan de Heiland was. Hij bewees dit door een profetisch wonder: hij vertelde haar wat zij in haar leven gedaan had. En de vrouw geloofde in Hem.

Johannes 4:28 Zoo verliet de vrouw dan haar watervat, en ging heen in de stad, en zeide tot de lieden: 29 Komt, ziet een’ Mensch, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus? 30 Zij dan gingen uit de stad, en kwamen tot Hem.

Nu is de vraag: zouden hare stadsgenooten ook in Jezus gelooven, nu de vrouw hun deze blijde tijding verkondigd had? Aangezien zij onmiddellijk tot Jezus kwamen, moet er sprake zijn geweest van een zeker geloof in de getuigenis der vrouw over Jezus, anders waren zij heelemaal niet gekomen. Maar was dit het ware, zaligmakende geloof?

Twee soorten geloof

Dit is eene uiterst belangrijke vraag en het Woord van God geeft zelf het antwoord. Er is voor uwe zaligheid niets zoo belangrijk als de vraag of gij gelooft of niet. Jezus zeide immers:

Johannes 3:18 Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alreede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den naam des eeniggeboren’ Zoons van God.

Maar wat is geloof eigenlijk? Iedereen voelt wel aan dat er een verschil is tusschen de uitspraak ,,ik geloof dat de aarde rond is” en de uitspraak ,,ik geloof in den Heere Jezus als mijnen Zaligmaker”. De overeenkomst tusschen beiden is een zeker vertrouwen op de getuigenis van anderen, want zooals gij den Heere Jezus nimmer zelf gezien hebt, zoo hebt gij ook nooit den vorm der wereld zelf waargenomen. De Bijbel zegt dan ook:

Hebreën 11:1 Het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, [en] een bewijs der zaken, die men niet ziet.

Toen nu de Samaritanen naar Jezus toegekomen waren, geloofden er inderdaad velen in Hem. De Bijbel zegt namelijk:

Johannes 4:39 En velen der Samaritanen uit die stad geloofden in Hem, om het woord der vrouw, die getuigde: Hij heeft mij gezegd alles, wat ik gedaan heb.

Zij geloofden het woord der vrouw, dat Jezus als profeet der vrouw gezegd had wat zij in haar leven gedaan had. Zij geloofden het woord der vrouw, dat deze man volgens haar de Christus is. Maar dit was nog niet het zaligmakend geloof in den Heere Jezus: dit was nog niet het geloof dat Jezus de Zaligmaker hunner zonden is. Zij luisterden naar de getuigenis der vrouw, hunne belangstelling was opgewekt en zij gingen zelven naar Christus toe, om het Woord des Levens uit Zijnen mond te hooren. Zoo moeten wij allen, wanneer iemand ons op Christus wijst, zelven tot Jezus gaan, door naar Zijne Woorden te luisteren en naar Zijn Woord in Hem te gelooven opdat wij zalig worden. En toen zij zelven tot Jezus gegaan waren, en zij Zijne Woorden ter harte genomen hadden, geloofden zij werkelijk in Hem:

Johannes 4:40 Als dan de Samaritanen tot Hem gekomen waren, baden zij Hem, dat Hij bij hen bleef; en Hij bleef aldaar twee dagen. 41 En er geloofden er veel meer om Zijns woords wil, 42 En zeiden tot de vrouw: Wij gelooven niet meer om uws zeggens wil; want wijzelven hebben [Hem] gehoord, en weten, dat deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld.

Toen zij op het woord der vrouw tot Jezus kwamen, kwamen zij tot geloof in Hem als hunnen Zaligmaker. Dit is het zaligmakend geloof.

Wat is zaligmakend geloof?

Jakobus stelt de vraag:


Jakobus 2:14b Kan dat geloof hem zalig maken?

Blijkbaar is er een geloof dat niet kan zaligmaken en een geloof dat wel kan zaligmaken. Gelooven dat Jezus bestaan heeft of een bijzondere man was is nog geen zaligmakend geloof. Heel veel menschen gelooven dat Jezus bestaan heeft, maar gelooven echt niet in Hem als hunnen Zaligmaker. Dus wanneer is er wel sprake van zaligmakend geloof? Welnu, wat is het groote verschil tusschen gelooven dat de aarde rond is en gelooven in den Zaligmaker? Wat kenmerkt het ware, zaligmakende geloof? Er is sprake van zaligmakend geloof indien er sprake is van liefde. Liefde voor den Heere Jezus Christus is wat geloof zaligmakend maakt. De Bijbel zegt heel duidelijk:

Galaten 5:6 Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis eenige kracht noch voorhuid, maar het geloof, door de liefde werkende.

Eene besnijdenis naar de Joodsche wijze kan iemand niet zaligmaken. Het geloof dat door de liefde werkt, dát heeft zaligmakende kracht. Nu is het belangrijk om te beseffen dat God ons eerst liefgehad heeft en het daarom alleen de vraag is of wij zijne liefde beantwoorden. Want het is geschreven:

1 Johannes 4:19 Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft.

Johannes 3:16 Want alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eeniggeboren’ Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.

God trekt ons met zijne liefde naar Zich toe.

Hosea 11:4a Ik trok ze met menschenzeelen, met touwen der liefde,

Daarom is het eerste en grootste gebod uit de Wet van Mozes dat gij den Heere uwen God wederkeerig liefhebt met geheel uw hart, want zulke liefde is de grond van het ware, zaligmakende geloof.

Mattheüs 22:35 En een uit hen, [zijnde] een Wetgeleerde, heeft gevraagd, Hem verzoekende, en zeggende: 36 Meester! welk is het groot gebod in de Wet? 37 En Jezus zeide tot hem: Gij zult liefhebben den Heere, uwen God, met geheel uw hart, en met geheel uwe ziel, en met geheel uw verstand. 38 Dit is het eerste en het groot gebod.

En de liefde is niet alleen het eerste en het groot gebod, neen zij is ook nog de samenvatting van alle geboden der wet des Heeren:

Romeinen 13:10 De liefde doet den naaste geen kwaad: zoo is dan de liefde de vervulling der Wet.

Zonder liefde kan er derhalve geene sprake zijn van zaligmakend geloof. Want wie zijn de erfgenamen van het Koninkrijk Gods? Degenen die in Jezus gelooven én Jezus liefhebben.

Jakobus 2:5 Hoort, mijne geliefde broeders! heeft God niet uitverkoren de armen dezer wereld, [om] rijk [te zijn] in het geloof, en erfgenamen des Koninkrijks, hetwelk Hij belooft dengenen, die Hem liefhebben?

Steeds weder wordt geloof samen met de liefde genoemd. Zij kunnen niet zonder elkander bestaan.

Efeze 3:17 Opdat Christus door het geloof in uwe harten wone, en gij in de liefde geworteld en gegrond zijt;

1 Timotheüs 1:14 Doch de genade onzes Heeren is zeer overvloedig geweest, met geloof en liefde, die er is in Christus Jezus.

Filemon 1:5 Alzoo ik hoor uwe liefde en geloof, hetwelk gij hebt aan den Heere Jezus, en jegens al de heiligen;

Efeze 6:23 Vrede zij den broederen, en liefde met geloof, van God den Vader, en den Heere Jezus Christus!

2 Timotheüs 1:13 Houd het voorbeeld der gezonde woorden, die gij van mij gehoord hebt, in geloof en liefde, die in Christus Jezus is.

Het geloof, door de liefde werkende, dát is het ware, zaligmakende geloof. Zonder dit geloof kunt gij niet tot Jezus komen om zalig te worden. De Bijbel zegt:

Hebreën 11:6 Maar zonder geloof is het onmogelijk [Gode] te behagen; want die tot God komt, moet gelooven, dat Hij is, en een Belooner is dergenen, die Hem zoeken.

Het is dus van het uiterste belang om er zeker van te zijn dat gij het zaligmakende geloof hebt. Want net zooals het geloof dat de aarde rond is u niet zalig maakt, zoo is ook het geloof dat Jezus ooit geleefd heeft of dat het evangelie van God afkomstig is niet genoeg. Paulus zegt:

2 Korinthe 13:5 Onderzoekt uzelven, of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven. Of kent gij uzelven niet, dat Jezus Christus in u is? tenzij dat gij eenigszins verwerpelijk zijt.

En hoe kunt gij er zeker van zijn dat gij in het geloof zijt? Dit is heelemaal niet moeilijk. Hoe kunt gij er zeker van zijn dat gij een’ ander’ mensch liefhebt? Hebt gij iemand lief indien gij niets geeft om het welzijn van den ander en gij nooit aan den ander denkt? Hebt gij iemand lief indien gij geen enkel verlangen hebt om den ander’ te ontmoeten of te spreken? Omdat het kenmerk van het ware, zaligmakende geloof de liefde is, is het juist zoo eenvoudig om uw geloof te toetsen. Jezus zelf deed dat ook op die wijze met den apostel Petrus. Petrus had Jezus driemaal verloochend, eene schanddaad. Maar Jezus vroeg Petrus later driemaal of Petrus Hem liefhad, ten einde te bewijzen dat hij het geloof in Jezus op zich niet verloochend had.

Johannes 21:15 Toen zij dan het middagmaal gehouden hadden, zeide Jezus tot Simon Petrus: Simon, [zoon] van Jonas! hebt gij Mij liever dan dezen? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere! Gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Weid Mijne lammeren. 16 Hij zeide wederom tot hem ten tweeden male: Simon, [zoon] van Jonas! hebt gij Mij lief? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere! gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Hoed Mijne schapen. 17 Hij zeide tot hem ten derden male: Simon, [zoon] van Jonas! hebt gij Mij lief? Petrus werd bedroefd, omdat Hij ten derden male tot hem zeide: Hebt gij Mij lief? en zeide tot Hem: Heere! Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb. Jezus zeide tot hem: Weid Mijne schapen.

En gij, mijn geachte luisteraar! Hebt gij Jezus lief?

 



Kijk ook naar mijn’ andere filmpjes over het ware evangelie van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. En vergeet niet te abonneeren op mijn kanaal, dat naar het kortste vers uit den Bijbel, Johannes 11:35, genaamd is: ,,Jezus Weende’’.

zondag 4 april 2021

Schibboleth: een woord tot den waren Christen

 

Ongeveer twaalf eeuwen voor Christus had men in Israël geen’ koningen, maar richteren. Eén dier richteren was Jeftha uit den stam van Gilead, aan de oostzijde der Jordaan gelegen. Jeftha had door de hand des Heeren de Ammonieten verslagen en God was met hem. Aan de overzijde der rivier leefde een andere Israëlische stam, namelijk Efraïm. De Efraïmieten waren zoo laf geweest om niet op te komen dagen toen alle stammen van Israël zich onder Jeftha opgemaakt hadden in den strijd tegen de Ammonieten. Toen Jeftha door den zegen des Heeren de Ammonieten had verslagen, stak de lafhartigheid van den stam Efraïm leelijk af bij het geloof van Jeftha. Hierop wilden de Efraïmieten Jeftha vermoorden, gelijk de eerste moordenaar Kaïn zijnen rechtvaardigen broeder Abel heeft vermoord.


1 Johannes 3:12 Niet gelijk Kaïn, [die] uit den booze was, en zijnen broeder doodsloeg; en om wat oorzaak sloeg hij hem dood? Omdat zijne werken boos waren, en zijns broeders rechtvaardig.


God verijdelde echter de moorddadige plannen der mannen van Efraïm en zij werden door Jeftha en zijn’ stam verslagen. De nog immer lafhartige mannen van Efraïm poogden toen te vluchten over de rivier de Jordaan. Maar de stamgenooten van Jeftha hadden de veerbooten over de Jordaan ingenomen. Moordenaars mogen immers niet aan hunne straf ontkomen. Maar hoe wisten de Gileadieten of de menschen die de Jordaan over wilden steken de moorddadige Efraïmieten waren? Onschuldige menschen konden immers ook gebruik maken van de veerbooten. De Bijbelsche geschiedenis leert ons:


Richteren 12:5 Want de Gileadieten namen den Efraïmieten de veren van de Jordaan af; en het geschiedde, als de vluchtelingen van Efraïm zeiden: Laat mij overgaan; zoo zeiden de mannen van Gilead tot hem: Zijt gij een Efraïmiet? wanneer hij zeide: Neen; 6 Zoo zeiden zij tot hem: Zeg nu Schibboleth; maar hij zeide: Sibboleth, en kon het alzoo niet recht spreken; zoo grepen zij hem, en versloegen hem aan de veren der Jordaan, dat te dier tijd van Efraïm vielen twee en veertig duizend.


Efraïm was weliswaar een stam van Israël, maar deze lafaards waren niet leden van het ware Israël des Heeren. Paulus zeide:


Romeinen 9:6 Doch [ik zeg dit] niet, alsof het woord Gods ware uitgevallen; want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn.


Deze Efraïmieten waren moordenaars, die hunne Israëlische broeders wilden vermoorden en zooals Johannes zeide:


1 Johannes 3:15 Een iegelijk, die zijnen broeder haat, is een doodslager; en gij weet, dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende.


Hoe onderscheidden de Gileadieten nu de ware Israëlieten bij de veerbooten van de valsche Israëlieten? Door hun taalgebruik.


Richteren 12:6 Zoo zeiden zij tot hem: Zeg nu Schibboleth; maar hij zeide: Sibboleth, en kon het alzoo niet recht spreken; zoo grepen zij hem, en versloegen hem aan de veren der Jordaan, dat te dier tijd van Efraïm vielen twee en veertig duizend.


Zooals het toen was, zoo is het nog steeds. Want ook nu kunt gij den waren Christen aan zijn taalgebruik van den valschen ,,Christen” onderscheiden. De ware Christen leest en spreekt het ware Woord van God. De ware Christen spreekt de tale Kanaäns, zooals voorzegd door de profeten Jesaja en Zefanja.


Jesaja 19:18 Te dien dage zullen er vijf steden in Egypteland zijn, sprekende de spraak van Kanaän, en zwerende den HEERE der heirscharen; ééne zal genoemd zijn eene stad der verstoring.

Zefanja 3:9 Gewisselijk, dan zal Ik tot de volken eene reine spraak wenden; opdat zij allen den Naam des HEEREN aanroepen, opdat zij Hem dienen met een’ eenparigen schouder.


Wat is nu het ware Woord van God? Dat is eene getrouwe en volledige vertaling der Heilige Schriftuur. Ik heb in verscheidene filmpjes aangetoond dat vrijwel alle gangbare vertalingen vele verzen uit den Bijbel verwijderd hebben en ook vele Schriftplaatsen waaronder Genesis 17:7 verdraaien. Er is maar ééne vertaling die dat niet doet en dat is de goede, oude Statenvertaling. Dus niet de valschelijk zoo genaamde ,,Herziene Statenvertaling”, die net als alle andere moderne vertalingen den tekst verdraait, neen, de échte Statenvertaling. Elke oprechte, ware Christen die op de hoogte is van de onovertroffene betrouwbaarheid der Statenvertaling, leest derhalve de oude Statenvertaling. Natuurlijk weten nieuwe Christenen vaak nog niet welke de juiste vertaling is als zij op zoek gaan naar het waarachtige Woord van God maar dat is geene reden tot zorgen. God zal hen leiden naar den Weg, de Waarheid en het Leven.


Spreuken 4:18 Maar het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende tot den vollen dag toe.


Nieuwe Christenen worden vaak misleid door booze lieden die het Woord van God verdraaid hebben, zonder dat zij zich hiervan bewust zijn. Maar als een leeraar des Woords dit hun uitlegt en laat zien waarom alle vertalingen behalve de Statenvertaling verdraaid en verminkt zijn, dan wordt het een heel ander verhaal. Als zij oprecht zijn zullen zij handelen zooals de Korinthiërs deden en deze hunne nepbijbels vernietigen zonder te denken aan hunne geldelijke waarde.


Handelingen 19:19 Velen ook dergenen, die ijdele [kunsten] gepleegd hadden, brachten de boeken bijeen, en verbrandden ze in aller tegenwoordigheid; en berekenden de waarde derzelve, en bevonden vijftig duizend zilveren [penningen].


Natuurlijk moogt gij eene valsche vertaling in bezit hebben om menschen aan te toonen dat er verzen uit verwijderd zijn. Schrijf voorin groot dat het eene valsche, duivelsche bijbelverminking is. Maar gij moogt geene enkele waarde hechten aan hetgeen niet het waarachtige Woord van God is. Want dat is afgoderij. Want het Woord van God is God. Gelijk het geschreven is:


Johannes 1:1 In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.


Het verdraaide en verminkte Woord van God is niet God, maar een afgod. Toen ik mij vele jaren geleden begon te verdiepen in den Bijbel las ik ook zonder het te weten in eene valsche vertaling die ik op straat van een’ vreemde gekregen had. Ontevreden met deze vertaling kocht ik nog verschillende andere vertalingen, omdat ik mij graag in het Woord van God wilde verdiepen. Maar al deze vertalingen waren valsch en konden mijnen honger naar het ware Woord van God op den duur niet stillen. Elken keer was ik teleurgesteld in deze vertalingen. Ondanks mijn blijdschap door het beetje licht dat nog door de duisternis heenstraalde, voelde ik wel dat dit het Woord van God niet kon zijn. En dat kan ook niet anders, want Jezus’ schapen kennen Zijne stem, maar niet de stem eens vreemden.


Johannes 10:4 En wanneer hij zijne schapen uitgedreven heeft, zoo gaat hij vóór hen heen; en de schapen volgen hem, overmits zij zijne stem kennen. 5 Maar eenen vreemde zullen zij geenszins volgen, maar zullen van hem vlieden; overmits zij de stem des vreemden niet kennen.


Ik verlangde naar de woorden van Jezus, de woorden des eeuwigen levens. Ik was niet op zoek naar eenen nepbijbel, ik was op zoek naar het waarachtige Woord des Heeren! Maar welke nieuwe Christen zoude in zijne onschuld en kinderlijke onnoozelheid durven te vermoeden dat wat men verkoopt als Bijbels gansch geene Bijbels zijn! Deze nepbijbels zijn gelijk de Schriftgeleerden, over wien Jezus zeide:


Lukas 11:44 Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeën, gij geveinsden! want gij zijt gelijk de graven, die niet openbaar zijn, en de menschen, die daarover wandelen, weten het niet.


Mijn onwillekeurige weêrzin tegen de moderne vertalingen werd bevestigd toen ik erachter kwam dat de moderne verdraaiingen tientallen verzen uit den Bijbel verwijderen. Ik voelde mij bedrogen toen ik erachter kwam dat ik niet het brood des levens tot mij nam, maar dat de dood in den pot was. En ik kon het valsche brood niet eten.


2 Koningen 4:40 Daarna schepten zij voor de mannen op, om te eten; en het geschiedde, als zij aten van dat moes, dat zij riepen en zeiden: Man Gods! de dood is in den pot. En zij konden het niet eten.


Maar ik kwam er ook achter dat God den Nederlandschen volke wel degelijk eene betrouwbare vertaling heeft geschonken in den Statenbijbel. De Statenvertaling was mij ook zelven waarlijk een geschenk uit den hemel, het hemelsche manna. Maar de nepbijbels werden voor mij als iets onreins, iets smerigs. Ik heb ze alle verscheurd en weggegooid en gij weet misschien hoe duur nieuwe Bijbelvertalingen zijn. Maar iedereen die Jezus waarlijk liefheeft zou op gelijke wijze handelen. Paulus zeide:


Filippensen 3:8 Ja, gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, mijnen Heere; om Wiens wil ik al die dingen schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen.


Ware Christenen wenschen alleen het ware Woord van God. Als lieden toch de valsche vertalingen aankleven, en de duisternis liever hebben dan het licht, dan is dat eene groote zonde. Indien menschen, zich er zeer wel van bewust zijnde dat de oude Statenvertaling de eenige waarachtige Bijbelvertaling is, toch de voorkeur geven aan eene moderne bijbelverdraaiing, dan zondigen zij willens en wetens. Zij zondigen daarmede tegen het vleeschgeworden Woord van God, onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus, die voor onze zonden gestorven is. Want indien zij dengene die voor hunne zonden gestorven is afwijzen, wie blijft er dan over om hunne ongeloovigheid te verzoenen?


Hebreën 10:26 Want zoo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zoo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden; 27 Maar een’ schrikkelijke verwachting des oordeels, en hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden. 28 Als iemand de Wet van Mozes heeft teniete gedaan, die sterft zonder barmhartigheid, onder twee of drie getuigen; 29 Hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die den Zoon van God vertreden heeft, en het Bloed des Testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan?

Romeinen 1:18 Want de toorn Gods wordt geopenbaard van den hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid der menschen, [als] die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden:

Romeinen 1:21 Omdat zij, God kennende, [Hem] als God niet hebben verheerlijkt of gedankt; maar zijn verijdeld geworden in hun’ overleggingen, en hun onverstandig hart is verduisterd geworden.


En toch zult gij vaak merken, dat indien gij menschen die zich Christenen noemen tracht te wijzen op de groote waarde van onze oude Statenvertaling, dat zij gelijk de Efraïmieten jegens Jeftha afkeerig van u zijn. Zij komen met de krankzinnigste drogredenen om maar geen’ afstand te hoeven doen van hunne teêrbeminde drekgodjes, te weten de valsche bijbelverdraaiingen. Het is niet omdat ze u verwerpen, het is omdat ze God verwerpen. Den profeet Samuël geschiedde hetzelfde.


1 Samuël 8:7 Doch de HEERE zeide tot Samuël: Hoor naar de stem des volks in alles, wat zij tot u zeggen zullen; want zij hebben u niet verworpen, maar zij hebben Mij verworpen, dat Ik geen Koning over hen zal zijn.


En zooals Samuël tot den wederspannigen koning Saul zeide:


1 Samuël 15:23 Want wederspannigheid is eene zonde der tooverij, en wederstreven is afgoderij en beeldendienst. Omdat gij des HEEREN woord verworpen hebt, zoo heeft Hij u verworpen, dat gij geen koning zult zijn.


Het lezen in eene vervalsching van het Woord van God is afgoderij en beeldendienst. Hierdoor zal dus de ware Christen van den valschen naamchristen onderscheiden worden. Heeft hij het Woord van God lief, of niet? Leest hij den ouden Statenbijbel, of niet? Leest en spreekt hij het ware Woord van God? Zegt hij Schibboleth of Sibboleth? Want Jezus’ schapen hooren zijne stem en zij volgen Hem. Gelijk Jezus zeide:


Johannes 8:31 Jezus dan zeide tot de Joden, die [in] Hem geloofden: Indien gijlieden in Mijn woord blijft, zoo zijt gij waarlijk Mijne discipelen, 32 En zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken.

Johannes 8:43 Waarom kent gij Mijne spraak niet? [Het is,] omdat gij Mijn woord niet kunt hooren.

Johannes 8:47 Die uit God is, hoort de woorden Gods; daarom hoort gijlieden niet, omdat gij uit God niet zijt.

Johannes 10:26 Maar gijlieden gelooft niet; want gij zijt niet van Mijne schapen, gelijk Ik u gezegd heb. 27 Mijne schapen hooren Mijne stem en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij.


Door hetzelfde Woord dat zij verworpen hebben zullen de liefhebbers der moderne verdraaiingen veróórdeeld worden.


Johannes 12:48 Die Mij verwerpt, en Mijne woorden niet ontvangt, heeft, die hem oordeelt; het Woord, dat Ik gesproken heb, dat zal hem oordeelen ten laatsten dage.


Want indien gij de woorden des Heeren verkondigt en zij u niet ontvangen, zullen zij de eeuwige verdoemenis over zich krijgen.


Lukas 10:10 Maar in wat stad gij zult ingaan, en zij u niet ontvangen, uitgaande op hare straten, zoo zegt: 11 Ook het stof, dat uit uwe stad aan ons kleeft, schudden wij af op ulieden; nochtans zoo weet dit, dat het Koninkrijk Gods nabij u gekomen is. 12 En Ik zeg u, dat het [dien van] Sodom verdragelijker wezen zal in dien dag, dan dezelve stad.


Zoo gaat het den waren Christen niet. Wij zeggen Schibboleth en schamen ons er niet voor. Zij kunnen nog zoo hard roepen hoeveel makkelijker en moderner Sibboleth is, maar wij zullen onze knie nooit voor Baäl buigen. Wij spreken de tale Kanaäns en hebben Gods Woord hartelijk lief. En al het volk des Heeren zal antwoorden en zeggen: Amen.


Markus 8:38 Want zoo wie zich Mijns en Mijner woorden zal geschaamd hebben, in dit overspelig en zondig geslacht, diens zal Zich de Zoon des menschen ook schamen, wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid Zijns Vaders, met de heilige engelen.


Het Woord des Heeren: Amen.

 


 


Kijk ook naar mijn’ andere filmpjes over het ware evangelie van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. En vergeet niet te abonneeren op mijn kanaal, dat naar het kortste vers uit den Bijbel, Johannes 11:35, genaamd is: ,,Jezus Weende’’.