zaterdag 7 augustus 2021

Dood geloof

 

Het tegenovergestelde van zaligmakend geloof is dood geloof.

In de eerste eeuw na Christus vond er in Jeruzalem eene hevige vervolging van Christenen plaats. Vele Christenen verlieten daarop Jeruzalem en gingen het land door. Zij verkondigden op hunnen tocht het Woord des Heeren en het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus aan alle menschen. De apostel Filippus kwam aan in de stad Samaria, die ongeveer honderd kilometer ten noorden van Jeruzalem lag. Samaria was de hoofdstad van het voormalige noordelijke koninkrijk Israël. Sinds zijne afscheiding van het zuidelijke koninkrijk Juda in de tiende eeuw voor Christus had het noordelijke koninkrijk Israël zich volledig overgegeven aan de afgoderij. Toen de gansche bevolking van het noordelijke koninkrijk Israël in de zevende eeuw voor Christus voorgoed uit de geschiedenis verdween doordat zij als straf van God door de Assyriërs uit haar land verbannen werd, deden de heidenen die in hunne plaats kwamen het niet veel beter dan de oorspronkelijke bewoners van Israël. Deze heidenen worden de Samaritanen genoemd. Er staat in de Bijbelsche geschiedenissen over hen opgeteekend:

2 Koningen 17:33 Zij vreesden den HEERE, en dienden [ook] hunne goden, naar de wijze der volken, van dewelke zij [dus, de Assyriërs,] die weggevoerd hadden. 34 Tot op dezen dag toe doen die [dus, de Samaritanen] naar de eerste wijzen; zij vreezen den HEERE niet, en zij doen niet naar hunne [dat is, de Israëlische] inzettingen, en naar hunne rechten, en naar de wet, en naar het gebod, dat de HEERE geboden heeft aan de kinderen van Jakob, dien Hij den naam Israël gaf.

De Samaritanen vreesden den Heere, maar ook hunne afgoden. Zij vreesden den Heere dus in werkelijkheid niet. Jezus zeide immers:

Mattheüs 6:24 Niemand kan twee heeren dienen; want of hij zal den eenen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den eenen aanhangen en den anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon.

Er geschiedde met de Samaritanen derhalve iets dat wel vaker gezien wordt bij volkeren die naar vorm bekeerd worden, maar niet naar hart. Zij nemen den vorm van den waren Godsdienst aan, maar behouden op den achtergrond al hun duister, heidensch bijgeloof. Een der meest duistere, een der meest gruwelijke bijgeloovigheden aller heidenen is de toovenarij, die God ook wel de ,duivelskunst’ noemt. Wij kennen haar ook wel onder den vreemden naam ,magie’. De duivel heeft een doel met zijne duivelskunst. Hij wil namelijk menschen verrukken door zijne schijnbare wonderen ten einde hen weg te houden van den waren God. De toovenarij is daarom een zinnebeeld van het afdwalen van de waarheid naar de leugen. Paulus schrijft bijvoorbeeld:

Galaten 3:1 O gij uitzinnige Galaten! wie heeft u betooverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de oogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruisigd zijnde?

Paulus bedoelt hier dat hij den Galaten het evangelie zoo duidelijk heeft voorgesteld, dat het was alsof zij Jezus zelf gekend hebben toen Hij nog op aarde was. En toch waren de Galaten de waarheid niet heelemaal gehoorzaam geweest, omdat zij door verleidende geesten betooverd waren. Toovenarij laat menschen naar duivelen luisteren en daarom had God zijn volk de toovenarij streng verboden. Menschen moeten God zoeken, niet duivelen.

Leviticus 19:31 Gij zult u niet keeren tot de waarzeggers, en tot de duivelskunstenaars; zoekt hen niet, u met hen verontreinigende; Ik ben de HEERE, uw God!

Jesaja 8:19 Wanneer zij dan tot ulieden zeggen zullen: Vraagt de waarzeggers en duivelskunstenaars, die daar piepen, en binnen ‘s monds mompelen; [zoo zegt:] Zal niet een volk zijnen God vragen? zal men voor de levenden de dooden [vragen]?

In Samaria was er een toovenaar met name Simon. Zooals gezegd waren de Samaritanen half heidensch en half Godvreezend. Zij schreven de duivelskunst van Simon dan ook toe aan de kracht Gods. Er staat in de Handelingen der Apostelen opgeteekend:

Handelingen 8:9 En een zeker man, met name Simon, was tevoren in de stad plegende tooverij, en verrukkende de zinnen des volks van Samaria, zeggende van zichzelven, dat hij wat groots was: 10 Welken zij allen aanhingen, van den kleine tot den groote, zeggende: Deze is de groote kracht Gods! 11 En zij hingen hem aan, omdat hij eenen langen tijd met tooverijen hunne zinnen verrukt had.

Zij waren hun gezond verstand dus kwijtgeraakt. Want het Woord van God zijn:

Handelingen 26:25 Maar hij zeide: Ik raas niet, machtigste Festus! maar ik spreek woorden van waarheid en van een gezond verstand;

De geschiedenis van Simon den toovenaar vervolgt:

Handelingen 8:12 Maar toen zij [dat is, de Samaritanen die betooverd waren geweest] Filippus geloofden, die het Evangelie van het Koninkrijk Gods, en [van] den naam van Jezus Christus verkondigde, werden zij gedoopt, beiden, mannen en vrouwen. 13 En Simon geloofde ook zelf, en gedoopt zijnde, bleef gedurig bij Filippus; en ziende de teekenen en groote krachten, die er geschiedden, ontzette hij zich.

Simon, de toovenaar, geloofde zelf ook en hij liet zich zelfs doopen. Dit was de waterdoop, die een zinnebeeld is van den doop met den Heiligen Geest. Ik heb hier een filmpje over gemaakt dat ik u aanraad om te zien, getiteld ,,de doop met den Heiligen Geest.” De waterdoop is dus een zinnebeeld van den doop met den Heiligen Geest, maar menschen ontvangen den Heiligen Geest niet als zij met water gedoopt worden. Wanneer ontvangen menschen den Heiligen Geest dan wel? De Heilige Schriftuur zegt: als zij gelooven, dat wil zeggen: als zij tot het ware, zaligmakende geloof komen, dan zullen zij den Heiligen Geest ontvangen op het tijdstip dat God verkiest.

Johannes 7:39a (En dit zeide Hij van den Geest, Denwelken ontvangen zouden, die in Hem gelooven;

Wij hebben in mijn vorige filmpje over het zaligmakende geloof gezien dat het geloof, dat door de liefde werkt, het ware geloof is. Want iets voor kennisgeving aannemen, zooals het geloof dat de aarde rond is, heeft natuurlijk geen enkele zaligmakende kracht.

Galaten 5:6 Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis eenige kracht noch voorhuid, maar het geloof, door de liefde werkende.

Tot welk geloof was de voormalige toovenaar Simon nu gekomen? Dit is eene belangwekkende vraag. Had hij het ware zaligmakende geloof, dat door de liefde werkt, of had hij een geloof zooals men ook gelooft dat de aarde rond is? Wij zullen den Bijbel deze vraag laten beantwoorden.

Naast Filippus waren er ook nog andere apostelen. Toen de apostelen Petrus en Johannes gehoord hadden dat Samaria het Woord van God aangenomen had, kwamen zij ook naar Samaria toe. Eenmaal aangekomen baden zij God dat deze geloovige Samaritanen den Heiligen Geest ontvangen mochten. Zij legden toen als zegenend zinnebeeld de geloovigen de handen op, opdat zij den Heiligen Geest zouden ontvangen. Maar Simon legden zij niet de handen op, wetende dat hij niet waarlijk geloofde, wetende dus dat de liefde voor God niet waarlijk in hem was.

Handelingen 8:18 En als Simon zag, dat, door de oplegging van de handen der apostelen de Heilige Geest gegeven werd, zoo bood hij hun geld aan, 19 Zeggende: Geeft ook mij deze macht, opdat, zoo wien ik de handen opleg, hij den Heiligen Geest ontvange.

Simons geloof in de waarheid van het evangelie was niet gegrond op liefde, maar op nieuwsgierigheid. Simon de Toovenaar wilde de gave des Heiligen Geestes koopen zooals goochelaars het geheim van een nieuw goochelkunstje van hunne beroepsgenooten koopen. Ongetwijfeld zag Simon de kracht des Heiligen Geestes, maar hij wilde deze kracht gebruiken in de plaats van zijne oude tooverijen. Het moge duidelijk zijn dat er bij Simon sprake was van geldgierigheid, niet Godvreezendheid.

1 Timotheüs 6:10 Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad, tot welke sommigen lust hebbende zijn afgedwaald van het geloof, en hebben zichzelven met vele smarten doorstoken.

De apostel Petrus bestraft Simon den Toovenaar daarom in niet mis te verstane woorden:

Handelingen 8:20 Maar Petrus zeide tot hem: Uw geld zij met u ten verderve, omdat gij gemeend hebt, dat de gave Gods door geld verkregen wordt! 21 Gij hebt geen deel noch lot in dit Woord: want uw hart is niet recht voor God.

Simon had geen deel in het Woord Gods, zijn hart was niet recht voor God. Het geloof, door de liefde werkende, was duidelijk niet in hem. Geen man zal de vrouw die hij liefheeft trachten te winnen door haar geld te bieden om met hem te trouwen. Dat is geene liefde, noch wederliefde. Het moge duidelijk zijn dat Simon niet het ware, zaligmakende geloof had. De apostel Petrus zeide verder:

Handelingen 8:22 Bekeer u dan van deze uwe boosheid, en bid God, of misschien u deze overlegging uws harten vergeven wierde; 23 Want ik zie, dat gij zijt in eene gansch bittere gal en samenknooping der ongerechtigheid.

Wat bedoelt Petrus met deze gansch bittere gal? Bitterheid is afschuwelijk. De Bijbel spreekt in 1 Samuël 15:32 van ,,de bitterheid des doods.”

1 Samuël 15:32 Toen zeide Samuël: Breng Agag, den koning der Amalekieten, hier tot mij. Agag nu ging tot hem weeldelijk; en Agag zeide: Voorwaar, de bitterheid des doods is geweken!

Koning Agag was een gruwelijke moordenaar, die nu dacht de doodstraf te ontvlieden. Daarom zeide hij: ,,de bitterheid des doods is geweken!” De dood is bitter, derhalve is de bitterheid van gal een zinnebeeld van den dood. De bittere gal waarin deze voormalige toovenaar volgens Petrus was, geeft wel aan dat het geloof van Simon geen levend geloof was, maar gevaarlijk dicht bij het tegenovergestelde kwam: een dood geloof. Want zooals het geloof, door de liefde werkende, het ware, zaligmakende geloof is, dat het eeuwige leven in zich heeft; zoo is het geloof zonder liefde, een geloof dat geen eeuwig leven in zich heeft: het is een dood geloof. Jezus zeide:

Johannes 13:35 Hieraan zullen zij allen bekennen, dat gij Mijne discipelen zijt, zoo gij liefde hebt onder elkander.

Een waar Christen heeft een’ iegelijk hartelijk lief die Christus liefheeft. Jezus zeide dat dit een onderscheidend kenmerk is van den waren Christen, zoozeer dat zelfs de ongeloovigen zullen bekennen dat zij de discipelen van Jezus zijn, vanwege de liefde die zij onder elkander hebben. Dus als iemand zegt dat hij een Christen is, maar zijne waarachtige broeders en zusters in Christus niet hartelijk liefheeft, maar gelijk Kaïn hen veeleer haat, dan kan er geene sprake zijn van zaligmakend geloof. Jakobus is hier heel duidelijk over:

Jakobus 2:15 Indien er nu een broeder of zuster naakt zouden zijn, en gebrek zouden hebben aan dagelijksch voedsel; 16 En iemand van u tot hen zou zeggen: Gaat henen in vrede, wordt warm, en wordt verzadigd; en gijlieden zoudt hun niet geven de nooddruftigheden des lichaams, wat nuttigheid is dat? 17 Alzoo ook het geloof, indien het de werken niet heeft, is bij zichzelven dood.

Een broeder of zuster die rilt van de kou en honger wegsturen met de woordelijke zegening ,,het ga u goed” is eene onvoorstelbare wreedheid. Men zegent dan met de lippen, maar vloekt met de daden. Wat eene schijnheiligheid. En wat zeide God van het hart van zulke lieden?

Mattheüs 15:8 Dit volk genaakt Mij met hunnen mond, en eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij;

Johannes verklaart nader:

1 Johannes 3:17 Zoo wie nu het goed der wereld heeft, en ziet zijnen broeder gebrek hebben, en sluit zijn hart toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in hem?

Geloof en liefde gaan samen. Zonder liefde is uw geloof dood. En daarom stelt Jakobus de zeer rake vraag:

Jakobus 2:14 Wat nuttigheid is het, mijne broeders! indien iemand zegt, dat hij het geloof heeft, en hij heeft de werken niet? Kan dat geloof hem zaligmaken?

Het is belangrijk om te beseffen dat Jakobus hier niet spreekt van de werken der Wet, dat is de Wet van Mozes, dus de geboden van God. Niemand kan zalig worden door goede werken te verrichten. Met andere woorden: niemand kan zijne slechte daden waarmede hij tegen God gezondigd heeft ongedaan maken door zich opeens aan Gods geboden te gaan houden. Zooals Paulus leerde:

Galaten 2:16 [Doch] wetende, dat de mensch niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der Wet [dat is, de Wet van Mozes], maar door het geloof van Jezus Christus, zoo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus, en niet uit de werken der Wet; daarom dat uit de werken der Wet geen vleesch zal gerechtvaardigd worden.

Romeinen 4:5 Doch dengene, die niet werkt, maar gelooft in Hem, Die den goddelooze rechtvaardigt [dat is, Jezus Christus, die voor onze zonden aan het kruis gestorven is], wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid.

Door zich aan Gods geboden te houden kan niemand gerechtvaardigd worden van zijne slechte daden. Ik heb hier een filmpje over gemaakt getiteld ,,Wet van Mozes of geloof in Jezus?” dat ik u zeer aanraad om te zien. Wij worden alleen behouden door het verzoeningswerk dat onze Zaligmaker Jezus Christus aan het kruis voor ons verricht heeft. Het zich houden aan Gods geboden is dus niet het werk waar Jakobus het over heeft. Indien gij u over iemand ontfermt omdat gij den angst hebt anders niet zalig te worden, dan is er heelemaal geene sprake van liefde, maar van arbeid. En menschen verwachten of eischen zelfs om beloond te worden voor hunnen arbeid. Menschen verwachten hoogmoediglijk dat God hunne eigene goedheid zal beloonen met de eeuwige zaligheid. De zaligheid is dan geene vrije gift van God meer, maar eene bezoldiging voor hun harde werken. En daarmede doen zij de genade Gods teniet.

Romeinen 4:4 Nu, dengene, die werkt, wordt het loon niet toegerekend naar genade, maar naar schuld;

Galaten 2:21 Ik doe de genade Gods niet teniete; want indien de rechtvaardigheid door de Wet [dat is, de Wet van Mozes] is, zoo is dan Christus tevergeefs gestorven.

Als menschen door hunne goede werken hunne zonden konden uitwisschen, dan had Jezus heelemaal niet voor onze zonden aan het kruis hoeven te sterven. De werken waar Jakobus het over heeft zijn dan ook niet de werken der wet, maar de werken der liefde. Nogmaals:

Jakobus 2:14 Wat nuttigheid is het, mijne broeders! indien iemand zegt, dat hij het geloof heeft, en hij heeft de werken niet? Kan dat geloof hem zaligmaken? 15 Indien er nu een broeder of zuster naakt zouden zijn, en gebrek zouden hebben aan dagelijksch voedsel; 16 En iemand van u tot hen zou zeggen: Gaat henen in vrede, wordt warm, en wordt verzadigd; en gijlieden zoudt hun niet geven de nooddruftigheden des lichaams, wat nuttigheid is dat? 17 Alzoo ook het geloof, indien het de werken niet heeft, is bij zichzelven dood.

Blijkbaar doen sommige menschen uitsluitend iets goeds als ze er rijkelijk voor beloond worden, maar men kan ook iets belangeloos doen, uit liefde. Jakobus zegt niet dat gij allerlei werken van liefdadigheid zoudt moeten doen om uwe zaligheid te verdienen. Hij zegt dat als God u in aanraking brengt met eenen broeder of zuster, die ernstig lijdt maar dien gij kunt helpen met de zegeningen waarmede God u gezegend heeft, maar gij uwen naaste niet helpt, en in plaats van liefde juist wreedheid jegens uwen naaste betoont, dat de liefde van God dan niet in u kan zijn. Gij kunt het zaligmakend geloof dan niet hebben, dat immers door de liefde werkt. Omdat het waarachtige geloof voortkomt uit liefde, kan dit geloof niet bestaan zonder liefde. En liefde tot God kan niet bestaan zonder liefde tot uwen naaste. Daarom is de arbeid der liefde een onderscheidend kenmerk van het ware, zaligmakende geloof. Paulus zeide:

Hebreën 6:10 Want God is niet onrechtvaardig, dat Hij uw werk zou vergeten, en den arbeid der liefde, die gij aan Zijnen naam bewezen hebt, als die de heiligen gediend hebt en [nog] dient.

Zonder liefde is er sprake van dood geloof en de dood is het tegenovergestelde van het leven dat in God is. De Heere zegt:

Spreuken 8:36 Maar die [tegen] Mij zondigt, doet zijne ziel geweld aan; allen, die Mij haten, hebben den dood lief.

Want waar komt de dood vandaan? Waarom gaan wij dood? Wij gaan allen dood doordat wij allen tegen God gezondigd hebben.

Romeinen 6:23a Want de bezoldiging der zonde is de dood,

De duivel heeft den dood over de menschheid gebracht door Adam en Eva te verleiden, ik zoude bijna zeggen door hen met zijne leugens te betooveren, om tegen God te zondigen door van de verbodene vrucht te eten. De dood is het werk des Satans. De dood is in den duivel, het leven is in God. Maar dit is de blijde tijding, dit is het evangelie: namelijk dat onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus het werk van den duivel verbroken heeft.

Hebreën 2:14 Overmits dan de kinderen des vleesches en bloeds deelachtig zijn, zoo is Hij [dat is, Jezus] ook desgelijks derzelve deelachtig geworden [God is dus mensch geworden], opdat Hij door den dood teniete doen zou dengene, die het geweld des doods had, dat is, den duivel, 15 En verlossen zou al degenen, die met vreeze des doods, door al [hun] leven, der dienstbaarheid onderworpen waren.

1 Johannes 3:8 Die de zonde doet, is uit den duivel; want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou.

Laat er dus geen misverstand over bestaan: als Jakobus het over dood geloof heeft, dan is dat het tegenovergestelde van het zaligmakend geloof. De dood is onrein, een dood geloof is een onrein geloof. De dood is het werk des duivels, dus dood geloof is een geloof dat de duivelen ook hebben. Dood geloof is dan ook het volstrekte tegenovergestelde van zaligmakend geloof.

Jakobus 2:19 Gij gelooft, dat God een éénig [God] is; gij doet wèl; de duivelen gelooven het ook, en zij sidderen. 20 Maar wilt gij weten, o ijdel mensch! dat het geloof zonder de werken dood is?

Dit beteekent geenszins dat de duivelen een geloof hebben dat gelijkt op het zaligmakend geloof van den waren Christen. Het dood geloof gelijkt wat zijne oppervlakkigheid betreft meer op het geloof dat de aarde rond is, dat is een voor kennisgeving aannemen. Dat staat er ook: zij gelooven dat er een éénig God is. Zij gelooven dus niet dat er meerdere goden zijn, gelijk de heidenen, neen, ze gelooven dat er maar één God is. Gelooven in het feit dat er één God is is natuurlijk bij lange na geen zaligmakend geloof. Nu kan er uit de verstandelijke aanname van het evangelie bij menschen nog een waar geloof des harten voortvloeien, maar werkelijk dood geloof, zooals de duivelen hebben, komt voort uit eene hardvochtige afwijzing van God en haat tegen God. Menschen met een dood geloof willen tot Christus niet komen.

Johannes 5:40 En gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben.

Het is derhalve zeker niet de bedoeling om iedereen die belijdt dat hij in Jezus gelooft bij voorbaat of om volstrekt niets beduidende redenen te beschuldigen van dood geloof. Ik wil ernstig tegen deze lastering waarschuwen. Gebruik het begrip ,dood geloof’ nooit lichtzinnig tegen menschen. Meen niet dat elk geloof dat niet het waarachtige, zaligmakende geloof des harten is, dan wel ,dood geloof’ zoude moeten zijn, want dat is eene misvatting. Als menschen bijvoorbeeld wel gelooven in het bestaan van God of de voortreffelijkheid van het evangelie, maar nog niet gelooven in Christus als Zaligmaker van hunne eigene zonden, dan is er heelemaal geene sprake van dood geloof. Zij kunnen immers nog waarlijk in den Heere Jezus gaan gelooven. Ook indien iemand bijvoorbeeld het evangelie niet begrijpt en het daarom nog niet gelooft is er geene sprake van dood geloof. Bij menschen die nimmer kennis hebben genomen van het waarachtige evangelie is er weliswaar feitelijk sprake van ongeloof, dat is ongeloof uit onwetendheid, maar niet van het hemeltergende ongeloof dat voortkomt uit eene verwerping van de liefde Gods. Zij kunnen immers nog tot geloof komen indien God wel hunne ooren en hun hart opent voor het evangelie. Er is pas sprake van dood geloof indien menschen nimmer tot Jezus zullen willen komen. Er is sprake van dood geloof indien menschen Jezus uit haat verwerpen. Dan is er waarlijk sprake van het dood geloof dat ook de duivelen hebben. Jezus sprak tot zijne haters:

Johannes 8:40 Maar nu zoekt gij Mij te dooden, eenen Mensch, Die u de waarheid gesproken heb, welke Ik van God gehoord heb. Dat deed Abraham niet.

De duivelen gelooven volstrekt niet in onzen Zaligmaker, zij willen niets met Christus van doen hebben. Dat blijkt duidelijk uit de Heilige Schriftuur:

Markus 1:23 En er was in hunne synagoge een mensch, met eenen onreinen geest, en hij riep uit, 24 Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U [te doen], Gij Jezus Nazarener! zijt Gij gekomen om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, [namelijk] de Heilige Gods.

De duivelen kennen Jezus, maar verwerpen Hem. Zij weten dat Jezus de Heilige Gods is, maar haten Hem. Hun hart houdt zich verre van Jezus. Dat is zuiver dood geloof. Indien gij het evangelie verkondigt zult gij merken dat sommige menschen gelooven dat Jezus de Zaligmaker is en de waarheid van het evangelie erkennen, maar volstrekt geene liefde tot Hem voelen. Zij haten Hem en zij haten dengene die hem verkondigt.

Johannes 3:19 En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de menschen hebben de duisternis liever gehad dan het licht: want hunne werken waren boos. 20 Want een iegelijk, die kwaad doet, haat het licht, en komt tot het licht niet, opdat zijne werken niet bestraft worden. 21 Maar die de waarheid doet, komt tot het licht, opdat zijne werken openbaar worden, dat zij in God gedaan zijn.

Johannes 15:18 Indien u de wereld haat, zoo weet, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft.

Zij willen niet alleen niets met Jezus te maken hebben, maar zij haten ook hunne naasten, vooral degenen die wel van den Heere Jezus houden. Paulus zeide:

1 Timotheüs 5:8 Doch zoo iemand de zijnen, en voornamelijk [zijne] huisgenooten, niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend, en is erger dan een ongeloovige.

Ik denk dat het verschil tusschen het levend, zaligmakend geloof en dood, verwerpend geloof heel duidelijk is. Het is mij een volstrekt raadsel waarom men doet alsof het leerstuk van het dood geloof een moeilijk leerstuk zou zijn. Het verschil tusschen levend en dood geloof is zoo duidelijk als het verschil tusschen licht en duisternis. Johannes schreef:

1 Johannes 3:10 Hierin zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels openbaar. Een iegelijk, die de rechtvaardigheid niet doet, die is niet uit God, en die zijnen broeder niet liefheeft; 11 Want dit is de verkondiging, die gij van den beginne gehoord hebt, dat wij elkander zouden liefhebben: 12 Niet gelijk Kaïn, [die] uit den booze [dat is, den duivel] was, en zijnen broeder [namelijk, Abel] doodsloeg; en om wat oorzaak sloeg hij hem dood? Omdat zijne werken boos waren, en zijns broeders rechtvaardig.

Kaïn was uit den booze. Hij was van Satan. En hij haatte zijnen broeder, omdat Abel God wel hartelijk liefhad.

1 Johannes 3:13 Verwondert u niet, mijne broeders! zoo u de wereld haat. 14 Wij weten, dat wij overgegaan zijn uit den dood in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben: die [zijnen] broeder niet liefheeft, blijft in den dood. 15 Een iegelijk, die zijnen broeder haat, is een doodslager; en gij weet, dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende.

Dit beteekent niet dat doodslag als zonde niet vergeven kan worden, wat dat kan hij wel. Moord is eene gruwelijke zonde, maar Jezus heeft aan het kruis onze zonden gedragen. Koning David heeft Uria den Hethiet gedood, maar God heeft het David vergeven.

2 Samuël 12:13 Toen zeide David tot [den profeet] Nathan: Ik heb gezondigd tegen den HEERE! En Nathan zeide tot David: De HEERE heeft ook uwe zonde weggenomen; gij zult niet sterven.

David had zijnen moord niet begaan uit haat tegen God, maar door de zonde die in hem – en in ons allen – woont. David geloofde wel degelijk in God, maar de duivel had hem kortstondig verleid om te zondigen. Omdat David Christus wel degelijk hartelijk liefhad, was het hem in Christus vergeven, zoodat hij hierom niet zoude sterven, ook al heeft God David in zijn verdere leven zeer laten boeten voor zijne afschuwelijke zonde. Maar als een doodslager als Kaïn uit haat jegens God iemand die God liefheeft doodslaat, dan komt dat zuiver voort uit eene verwerping van God en het evangelie. Dezulken willen tot Jezus niet komen ten einde het eeuwige leven te verkrijgen en zij haten degenen die wel tot Jezus willen komen.

1 Johannes 3:16 Hieraan hebben wij de liefde gekend, dat Hij Zijn leven voor ons gesteld heeft; en wij zijn schuldig voor de broeders het leven te stellen. 17 Zoo wie nu het goed der wereld heeft, en ziet zijnen broeder gebrek hebben, en sluit zijn hart toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in hem? 18 Mijne kinderkens! laat ons niet liefhebben met den woorde, noch met de tong, maar met de daad en waarheid; 19 En hieraan kennen wij, dat wij uit de waarheid zijn, en wij zullen onze harten verzekeren voor Hem.

Het is niet alleen noodig dat gij de waarheid des evangelies erkent, neen gij moet ook de liefde der waarheid aangenomen hebben, ten einde zalig te worden.

2 Thessalonicensen 2:10 En in alle verleiding der onrechtvaardigheid in degenen, die verloren gaan: daarvoor dat zij de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden.

Wij hebben gezien dat Simon, de toovenaar te Samaria, belang stelde in het evangelie. Maar wij hebben ook gezien dat het geloof van Simon gevaarlijk dicht in de buurt van een dood geloof kwam. Toch was er nog hoop voor Simon. Dit blijkt uit de woorden van den apostel Petrus tot hem:

Handelingen 8:22 Bekeer u dan van deze uwe boosheid, en bid God, of misschien u deze overlegging uws harten vergeven wierde; 23 Want ik zie, dat gij zijt in eene gansch bittere gal en samenknooping der ongerechtigheid.

Simon moest zich bekeeren van het ongeloof dat in zijn hart leefde, omdat het belang dat hij in het evangelie stelde niet voortkwam uit liefde tot God en de waarheid, maar veeleer uit geldgierigheid. In tegenstelling tot de duivelen was er voor Simon nog hoop als hij zich van zijn ongeloof zoude bekeeren. Er was nog hoop dat de ware liefde tot zijnen Zaligmaker in zijn hart zoude ontvlammen, want die hoop is er voor een’ iegelijk die belang stelt in onzen Heere Jezus.

Let wel: Petrus zeide tot Simon dat hij zelf tot God om vergeving moest bidden. Gelijk Jakobus zeide:

Jakobus 5:15 En het gebed des geloofs zal den zieke behouden, en de Heere zal hem oprichten, en zoo hij zonden gedaan zal hebben, het zal hem vergeven worden.

Toch maakte de voormalige toovenaar Simon geene aanstalten daartoe, maar vroeg den apostel Petrus onmiddellijk om voor hem te bidden, in zijne plaats.

Handelingen 8:24 Doch Simon, antwoordende, zeide: Bidt gijlieden voor mij tot den Heere, opdat niets over mij kome van hetgeen gij gezegd hebt.

De voorbidding der heiligen zal Simon echter niet helpen. Simon zoude niet plotseling liefde jegens God voelen als Petrus voor hem zoude bidden. Een gebed is juist eene uiting van de liefde die de geloovige zelf tot God voelt. De behoefte om tot God te bidden komt met andere woorden voort uit liefde voor God. Want het is niet andermans geloof dat uw geloof tot levend, zaligmakend geloof maakt, neen, het is uw eigen geloof. Kunt gij u de Samaritanen uit Sichar herinneren uit mijn vorige filmpje over het zaligmakend geloof? Die geloofden eerst het woord der vrouw die over Jezus sprak, en vervolgens gingen zij zelven naar Hem toe om Zijn Woord te hooren. Zij geloofden toen zelven in den Zaligmaker, onzen Heere Jezus Christus. Toen zij Jezus zelven geloofden, kwamen zij tot het ware, zaligmakende geloof.

Johannes 4:39 En velen der Samaritanen uit die stad geloofden in Hem, om het woord der vrouw, die getuigde: Hij heeft mij gezegd alles, wat ik gedaan heb. 42 En zeiden tot de vrouw: Wij gelooven niet meer om uws zeggens wil; want wijzelven hebben [Hem] gehoord, en weten, dat deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld.

Dat een ander iemand liefheeft beteekent niet dat gij hem ook liefhebt. Het gaat juist om uwe eigene liefde voor God. Hebt gij God lief? Paulus zeide:

2 Korinthe 13:5 Onderzoekt uzelven, of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven. Of kent gij uzelven niet, dat Jezus Christus in u is? tenzij dat gij eenigszins verwerpelijk zijt.

Want degenen die van God om hun Godslasterlijk, hemeltergend ongeloof verworpen zijn, die hebben de liefde tot Jezus niet in zich. Gelooft daarom. Want:

Johannes 3:18 Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alreede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den naam des eeniggeboren’ Zoons van God.

 



Kijk ook naar mijn’ andere filmpjes over het ware evangelie van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. En vergeet niet te abonneeren op mijn kanaal, dat naar het kortste vers uit den Bijbel, Johannes 11:35, genaamd is: ,,Jezus Weende’’.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten